Afgelopen dagen word ik te vroeg wakker naar m’n zin. Komende woensdag ga ik verhuizen en als na vijf uurtjes slapen de ergste vermoeidheid voorbij is gaan m’n hersenen in de overdrive. Het is nogal dubbel; ik voel me nog moe en onuitgeslapen van de vorige dag en toch wil ik verder met de planning en de voorbereidingen. Het rusteloze ronddraaien in bed begint. Proberen toch weer te ontspannen en de slaap te vatten. Maar tot mijn frustratie lukt het niet meer en ik baal dat ik zo onuitgeslapen de dag moet beginnen. Kortom, ik voel me slachtoffer van de hectische situatie. Wat er gebeurt is overduidelijk niet wat ik wil, toch? De Cursus is glashelder in haar visie op deze kwestie. Ik krijg precies waar ik om vraag. Het punt is dat ik het zicht ben kwijt geraakt op dit keuzeproces. Hierover gaat de les van vandaag (138): De Hemel is de beslissing die ik moet nemen.
In de Hemel is van kiezen helemaal geen sprake. Ik meen dat het Krishnamurti was die zei: “alleen een verdwaasde geest meent dat hij moet kiezen”. En dat omschrijft mijn toestand als ik zo tegen mijn vermeende zin in wakker lig. Ik kies toch duidelijk voor doorslapen en niet voor onuitgeslapen de dag beginnen? Dit gevoel duidt de Cursus aan met “slachtofferschap”. Ik meen dat slapeloosheid mij overkomt, dat het iets is dat ik niet wil. Maar helaas, dit wakker liggen is exact wat ik wens maar ik ben het zicht op mijn “wil” kwijtgeraakt. Want wat is het achterliggende onbewuste doel van mijn strijd tegen slapeloosheid? Ik voel me hierdoor afgescheiden, gevangen in een slaperig lichaam met prikkende ogen, strijdend, gefrustreerd, boos en hopeloos. En dit, zo leert ons de metafysica van de Cursus, is wat mijn eigen onhandige wens behelst om mezelf te ervaren als klein en van het geheel afgescheiden zelf. Het moet gezegd worden; dat lukt me uitstekend op deze manier.
Maar dan lijkt er haast wel sprake van twee willetjes: een wil die aan de slag wil gaan en druk doen en een wil die nog wat verder wil slapen. Is dit niet precies de kwestie waar ik slachtoffer van ben; dat ik heen en weer getrokken word, verscheurd word, door deze ontembare krachten in mijzelf? Op deze manier voel ik me extra stom. Beweert de Cursus nu dat het allemaal mijn eigen schuld is? Mijn eigen stomme schuld? Nu is het opletten geblazen. Vanuit ons geloof in afgescheidenheid kunnen we menen dat we schuldig zijn, zelfs aan onze eigen ellende. Maar als we dat schuldgevoel ook weer serieus nemen dan maken we de vergissing alleen maar groter. Van een verward zelf zakken we verder af naar een stom en schuldig zelf. Daar hoeven we niet in te trappen.
Genoeg over de metafysica. Hoe nu verder? Stel dat ik me durf te openen voor de mogelijkheid dat ik onbewust kies voor ellende die me zogenaamd overkomt en stel dat ik niet langer trap in de valkuil van het koesteren van schuldgevoelens die hieruit voort lijken te komen. Wat dan? En hier komt de werkboekles van vandaag ons zo liefdevol tegemoet, precies op het niveau waarop wij ons menen te bevinden. Want hoewel er in werkelijkheid niets te kiezen valt in de Hemel, wordt ons gewezen op de ultieme keus die we in de droom kunnen maken. In de Bijbel gebruikte men de woorden: ben je uit het vlees of uit de geest geboren? In de Cursus spreken we van luisteren naar het ego of naar de Heilige Geest. Dat is de ene keuze waar we ons binnen de droom in ontelbare vormen voor gesteld zien, telkens weer.
Verstandelijk weet ik dat ik de liefdevolle, onbegrensde Zoon van God ben en dat ik als deze werkelijkheid niet bedreigd kan worden door zoiets als drukte of slapeloosheid. Maar hoe kan dit verstandelijke inzicht dieper doordringen opdat ik het ook ervaar? Daar gaat het om; om de levende ervaring van de Heilige Geest, zoals mijn Christen-broeders zo mooi zeggen. Verstandelijk inzicht in de metafysica zet ons op een goed spoor maar voor deze levende ervaring is meer nodig. Het is die ene keuze die onze kleine wil, de wensen van het zelf, kan passeren en ons daarmee direct terugbrengt naar onze ware Identiteit. In Bijbelse termen: we hebben een Verlosser nodig. In Cursus-taal: we mogen ons overgeven aan de Liefde die we zijn. Dit vinden we lastig te accepteren. Natuurlijk vinden we dit lastig! Het laatste wat de eigenwijze kleine droomfiguur wil doen is z’n denkbeeldige roertje uit handen geven. Zelf proberen, zelf vechten en desnoods zelf falen en slachtoffer zijn, dat wil ons kleine zelf!
Onze broeder Jezus heeft alles doorzien en zich totaal laten genezen door zijn geest in de handen van onze Vader te bevelen. De Heilige Geest straalt nu in hem en hij wil ons aanraken met dezelfde genezende warmte en liefde. En dan onze ultieme keuze: vertrouwen-nu; in Hem, hoe we ons de Liefde ook maar voor willen stellen.
We mogen het droomniveau van geloven in een onuitgeslapen of juist uitgerust lichaam ontstijgen en beide vormen herkennen als geloof in het vlees, geloof in lichamelijkheid, precies wat we zo graag even wilden ervaren. Het uitnodigen van de liefde is niet bedoeld als truc om uitgerust wakker te worden en in feite dan juist weer zogenaamd wakker verder te dromen. Liefde is bedoeld om te ontwaken uit de dualiteit van een kwetsbaar lichaam te zijn. Dus richt ik me op mijn broeder Jezus.
“Broer, jij hebt je overgegeven aan de Vader en je ware Wil herontdekt. De ene wil om liefde te zijn en lief te hebben. Hier ben ik, raak me aan zoals beschreven in de Bijbel. Genees me van mijn geloof in zonde. Genees me Heer. Ik kies voor de Hemel en zal niet van gedachten veranderen, want het is het enige wat ik verlang. Dank U Heer”.