Mogen we ziekte zomaar afdoen als een illusie? Heeft iemand met Alzheimer zelf om zijn ziekte gevraagd en welke mogelijkheid heeft deze persoon eigenlijk dan om nog te genezen? Hij kan toch niet meer vergeven en dit is toch nodig om te genezen? En zo draaien we ons vast in de illusie. Of we proberen te redden wat er te redden valt. Dan zeggen we bijvoorbeeld dat het klopt dat er psychosomatische kwalen zijn waarbij een verandering van de manier waarop we er tegen aan kijken kan leiden tot genezing. Maar er zijn dan ook “puur lichamelijke” ziekten waar we niks aan kunnen doen, zoals Alzheimer. Is het niet wreed dat de Cursus dan zegt dat alle ziekten onze eigen schuld zijn? Is dat niet erg harteloos?
En is het niet evenzo verbijsterend dat cursisten dan aangeven dat de ziekte van een ander bedoeld is om onze eigen denkgeest te genezen? Wij zouden gewoon wat anders moeten aankijken tegen de kanker van die ander opdat onze denkgeest kan genezen. Toch?
Klopt dit dan allemaal niet? Ja en nee. Zelfs de metafysica van de Cursus kan ingezet worden voor twee doeleinden: die van het ego en die van de Heilige Geest. Ik wil proberen deze uit elkaar te trekken:
Ego:
- Als je ziek bent dan ben je geen slachtoffer maar doe je dit jezelf aan (jij bent schuldig)
- Je moet je niet identificeren met je eigen zieke lichaam of dat van een ander. Je moet boven het slagveld zweven en niet geloven wat je ogen laten zien.
- Als je ziekte meent te zien dan vergis je je en moet je vooral niet reageren. Daarmee maak je de illusie echt.
Heilige Geest:
- Je bent inderdaad geen slachtoffer van de wereld die je ziet. Dat geldt ook voor onze broeder. Maar het ego denkt duaal: als je geen slachtoffer bent dan moet je dus een dader zijn, een schuldige. Maar zo is het niet. Slachtofferschap en daderschap, onschuld en schuld, zijn duale begrippen. Liefde kent geen tegendeel en je bent liefde. Liefde kan geen slachtoffer zijn van een droomwereld en liefde is ook geen dader van ziektes in de droom. Liefde is.
- De “je” die zich zogenaamd niet langer gaat identificeren is maar al te vaak hetzelfde nep-zelf, een denkbeeldig afgescheiden zelf dat onbewogen en zeer duaal alles zit te beloeren en de kloof koestert tussen de ellende van de wereld en zichzelf. Er is echter geen afgescheiden zelf die heel slim zich niet langer laat foppen. Geloof in een zelf dat zich laat foppen of in een zelf dat er niet intrapt is allebei geloof in een afgescheiden zelf, dus duaal en illusoir. Je ware Zelf is een mysterie, niet te omschrijven. Nodig de liefde uit in je waarneming, schort je oordeel even op, ontdek het en laat je verbazen.
- Dat zogenaamde zelf in zijn ivoren torentje wil vooral afstand bewaren, zich niet laten foppen. Het meent dat elke actie in de droom neer komt op toegeven aan de fopperij en doet dus maar lekker niks. Het wast verbaal de oren van broeders die nog geloven in echte nood; van henzelf of van de wereld. Maar de liefde die je bent zoekt juist verbinding en geen afstand. Liefde troost zelfs het kind dat bang is voor spoken onder zijn bed. Liefde lacht niet uit maar is bewogen en warm.
Dit gezegd hebbende, eerst de verstandelijk zo goed mogelijk toegepaste metafysica:
Dus terug naar onze waarneming van die hulpeloze broeder met Alzheimer. Wij beschouwen alles vanuit het standpunt van een afgescheiden zelf. Wij denken een afgescheiden zelf te zijn in een gezond lichaam en menen een afgescheiden lichaam te zien in een ziek lichaam. We kunnen niet geloven dat die andere afgescheiden zelf schuldig is aan ziekte. Dit is een dubbele vergissing: wij zijn geen gezond afgescheiden zelf en die ander is geen ziek afgescheiden zelf. Het gehele geloof in lichamelijke gezondheid of ziekte is juist bedoeld om de illusie van afgescheidenheid in stand te houden. De Cursus beweert iets dat ons verstand te boven gaat: we zouden verbonden zijn in één mysterieuze Denkgeest, één Zelf dat tijd en ruimte te boven gaat, niet lichamelijk is en waarvoor lichamelijke ziekte onmogelijk is. In deze ene Denkgeest is de illusie van lichamelijkheid, ziekte en dood binnengeslopen. Deze illusie dient vergeven te worden. Door wie; door mij of door de zieke? Dit is een foute vraag. Eigenlijk geen vraag maar een stelling die beweert dat er dus twee afgescheiden zelven zijn. Vergeving is mogelijk in die ene Denkgeest door “jouw” vergeving. Pas dan daagt er iets van het mysterie dat je niet kijkt naar een zieke broeder maar naar die ene onveranderlijke Zoon van God. Dat wonderlijke mysterie: die “ander” is niet van je gescheiden maar wel je broeder. Er is dus niet een van jou gescheiden, hulpeloos ziek zelf. Geloof hierin houdt juist de illusie in stand. Kom je hier met welbespraaktheid en slim redeneren uit? Nee; vergeef “jouw” foute perceptie om te ervaren dat het waar is. Verstandelijk begrijpen lukt niet in het domein dat ons verstand te boven gaat. Vergeven en vertrouwen gaan vooraf aan visie en visie is direct inzicht en meer dan “ons” begrip.
Maar als we de verstandelijke metafysica-taal gebruiken en als dit wordt gehoord door een broeder die meent in nood te zijn dan ervaart deze abstracte afstandelijkheid, afwijzing, onbegrip. Denk aan het bange kindje. Je zegt toch niet: “luister eens jong mens. Het is klip en klaar; spoken bestaan niet, dat is wetenschappelijk vastgesteld. Dus je angst is ongegrond en zelfs een beetje kinderachtig en belachelijk. Zie je het nu?”
Nee! Je neemt het kindje op schoot en zegt: “kom maar hier lieverd, gaat het een beetje. Er kan je niks gebeuren want ik ben bij je en ik houd je vast, wat er ook gebeurt. Ik hou zo veel van je. En zullen we nu eens heel voorzichtig samen onder het bed kijken? Spannend hé? Kom maar, kijk maar. Hé, ik zie niks. Zie jij wat? Nou, gelukkig maar. Papa dacht vroeger ook vaak dat er spoken onder zijn bed zaten maar dat bleek nooit waar te zijn. Grappig hé?”
En dit is geen oproep tot spirituele arrogantie ten opzichte van broeders die het nog niet zo helder zien. Want zo treden we allemaal vooral en allereerst onze eigen angst en twijfel tegemoet als we naar Jezus gaan of ons uitstrekken naar de Heilige Geest. We zijn allemaal bange verdwaasde kinderen die warme en wijze troost nodig hebben. In die volgorde: warm en wijs.