In de complete editie van ECIW heeft Robert Perry een mooie studie gemaakt over de vraag wie de schepper is van het universum dat we menen te zien (Cameo Essays 13). Is dit dan niet duidelijk? Stelt ECIW niet overduidelijk dat wij, als Zoon van God, deze wereld dromen om de illusie van afgescheidenheid zo echt mogelijk te laten lijken? Opvallend genoeg staat in de beginhoofdstukken van de complete editie, gebaseerd op de aantekeningen van Helen Schucman, dat God de wereld van tijd en ruimte gemaakt heeft als een leerinstrument, om verzoening weer mogelijk te maken in onze denkgeest. In de latere hoofdstukken wordt deze rol toebedeeld aan de Heilige Geest. De schrijvers van de ons bekende versie van ECIW (de FIP-versie, het blauwe boek) hebben de God die een doel heeft met de wereld vervangen door de Heilige Geest om consistentie in de tekst te brengen.
Ik betrapte mezelf erop dat ik in termen van tijd blijf denken als ik denk aan het nieuwe doel dat God/HG met de wereld hebben. Dus ik stel me dan voor dat eerst de mens in de fout gaat (gaat geloven in afscheiding) en daarna God/HG ingrijpt en een soort truc bedenkt om onze miskleun toch ten goede aan te kunnen wenden. Zo van: “laten we er dan maar het beste van maken”.
We moeten echter heel voorzichtig zijn met dat logische denken van ons. Want dat “eerst” en “daarna” gaat al uit van het bestaan van tijd. Het is veel zuiverder om te overwegen dat “tijd” dus op hetzelfde moment door de mens werd gemaakt als dwaling, en tegelijk door God/HG werd geschapen als oplossing. Wellicht dat we nu weer protesteren tegen dat woord “geschapen” omdat we zo goed geleerd hebben dat het tijdelijke niet geschapen werd maar gemaakt. Maar ook hier geldt dat de oorspronkelijke Cursus, zeker in de eerste hoofdstukken, helemaal niet zo streng onderscheid maakte tussen maken en scheppen. (Hetzelfde geldt overigens voor het woord “projecteren” dat wij slechts zien als het projecteren van dromen terwijl de Cursus ook spreekt over projecteren (van liefde=scheppen) door God).
Waarom zouden we aandacht geven aan dit soort kwesties? Maakt het de boel niet onnodig verwarrend? Ik meen dat we deze nuance hard nodig hebben en dat deze behulpzaam is. Als wij immers de wereld slechts zien als een “door ons geprojecteerde hel” dan willen we deze zo snel mogelijk ontvluchten. We willen er ons van distantiëren en dit kan leiden tot een averechts effect waarbij we ons nog meer afgescheiden voelen dan we al deden. Als we daarentegen de wereld van tijd en ruimte ook kunnen zien als “Goddelijke creatieve oplossing” dan openen we de mogelijkheid om de weg van liefde en verbinding in deze wereld te kunnen bewandelen. Niet om de droom echt te maken maar om de verzoening in onze denkgeest te bewerkstelligen.
Ik heb genoemde Cameo Assay 13 voor eigen gebruik vertaald en plaats deze om mijn website voor geïnteresseerden (link: https://eciwcoach.com/schiep-god-ruimte-en-tijd ). Het is een wat vrije vertaling en de referenties betreffen de Complete and Annotated Edition, maar ik meen dat de boodschap duidelijk overkomt.
Hartegroet,
Simon
