Onze illusie

Ik geloof de gedachte dat ik me heb los gedacht uit de Liefde. Dat het me echt gelukt is. Ik heb de Liefde verscheurd, gekruisigd om los te zijn. Ik te zijn. Ik geloof dat verscheuren van Liefde genaamd God mogelijk is. Ik ben schuldig aan iets heel ergs en Hij zal dit niet over zijn kant laten gaan. Hij wil me terugpakken en wegvagen. ‘Sterven’ noem ik dat en ik ben hier bang voor. Bang om te verdwijnen, bang voor de dood. Gek word ik van deze altijd aanwezige dreiging. Deze dreiging van God, van de Liefde waar ik me meen uit te hebben weggedacht. Toen ik vergat te lachen om dat kleine dwaze idee. ‘Houd van me God!’, schreeuw ik nu uit. ‘Houd van me en laat me leven!’

De dreiging voelt te groot en ik ren naar buiten. Weg van deze God. Weg van de Liefde. Maar er is geen buiten. Weglopen van de eenheid is niet mogelijk. Dat kan ik alleen maar bedenken en dan geloven. Dus denk ik een wereld. Een wereld met kleine goden, genaamd mensen die me ook kunnen doden en ook kunnen beminnen. Net als God. Ik denk echt dat ze er zijn. Dat ze er zijn los van mij. En om het zo echt mogelijk te laten lijken bedenk ik mijn lichaam met zintuigen. Ogen om me te laten geloven dat er iets buiten me te zien is. En oren, neus, smaak en tastzin om me laten geloven dat er dingen buiten zijn om te horen, ruiken, proeven en voelen. Ik heb ze bedacht als getuigen en geloof grif wat ze me daarna vertellen. Ik geloof dat ik iets kan doen en dat me iets aangedaan kan worden. Dat ik kan aanvallen zoals ik God denk te hebben aangevallen. Dat ik slachtoffer kan zijn van mensen zoals ik denk dat God mij wil slachtofferen in Zijn vermeende boosheid. Dat ik zó echt ben dat ik kan sterven.

Maar als God nu eens niet boosaardig is? Als Liefde niet wil dat ik sterf maar dat ik leef? Als alle pijn en dreiging, elke nietige gedachte en elk gevoel onschuldig zijn? Als ik mijn geloof erin naar de Liefde mag brengen en het aanbieden met open handen? Kijk Liefde, dit geloof ik allemaal. Kijk met me mee en laat me niet bang zijn als ik het allemaal aan U geef. Laat me niet bang zijn voor de ontspanning, voor de vrede, voor U. Ik kan U vertrouwen. Laat me zo alles vergeven; geven aan U waardoor het wordt wat het al is. Niets. Het verdwijnt in Uw licht. Ik voel Uw weldadige warmte en Liefde en laat me daarin vol vertrouwen verdwijnen.

WB290:
Tenzij ik kijk naar wat er niet is, is mijn geluk in het nu al wat ik zie. Ogen die beginnen open te gaan, zien ten langen leste. En ik wil graag dat nog deze dag de visie van Christus tot mij komt. Wat ik waarneem zonder Gods eigen Correctie van het zicht dat ik heb gemaakt, is angstaanjagend en pijnlijk om aan te zien. Maar ik wil niet toestaan dat mijn denkgeest nog een ogenblik langer wordt misleid door het geloof dat de droom die ik gemaakt heb werkelijk is. Dit is de dag waarop ik mijn geluk in het nu zoek en naar niets anders kijk dan waarnaar ik zoek.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s