Zwoegend op weg

De weg van de Cursus voelt soms als een steile kronkelweg omhoog. De weg is zwaar en overwoekerd met de taaie takken van onze negatieve gevoelens. Het is een donker pad vol glibberige stenen. We houden ons vast aan het voorgespiegelde vredige einddoel. De vrede van God, geluk. We weten niet wanneer we de top zullen bereiken maar de kracht van het ego is zo groot dat het wel eens heel lang zou kunnen duren. Het ego smult van deze voorstelling. Het heeft deze wereld geprojecteerd waar dit soort gezwoeg om iets te bereiken de normale gang van zaken is. ‘In heet zweet des aanschijns’, of zoiets.

Wat is het dan een verademing om dan bijvoorbeeld WB les 299 te lezen: Eeuwige heiligheid woont in mij. Er staat dus niet dat we heiligheid gaan bereiken als we maar flink ons best doen. Nee, het is de kern van ons wezen. We zijn liefde. En nu wordt het opletten geblazen. Want het ego neemt ons voor we het weten als een volleerd judoka in de heupzwaai. Zelfingenomen maakt het pas op de plaats. Het tovert een schijnheilige glimlach op onze lippen. We voelen ons verheven boven de mensen die nog zo hun best aan het doen zijn. Die arme zwoegers. Als spiritueel ego klimmen we op een stoel en genieten we van alle aandacht.

Maar hoe moeten we dan wél omgaan met de wetenschap dat we liefde zijn? In ons oude Bijbeltje stond het zo mooi. We moeten eerst onze zonden belijden en dan zal God ze vergeven. Natuurlijk is hier het woord ‘zonden’ onnodig moreel geladen. De Cursus zou het anders formuleren. We moeten eerst heel oplettend zijn. Oog krijgen voor wat we geloven. Voor ons geloof in daders en slachtoffers. In mijn ervaring ga je dan steeds meer zien. Het is voor mij niet een snel halleluja-verhaal. En dit is geen veroordeling van mensen voor wie dat wél geldt hoor. Maar ik merk dat die ene boze bui en die kleine bezorgdheid een topje van een ijsberg van illusies vormen. Ik zie hoe wijd verbreid de illusie van schuld en zonde is doorgedrongen in mijn denkgeest. En als ik dan bijna moedeloos word, dan is WB 299 een zegen. Want het biedt me hulp. Goddelijke hulp. Ik mag weten dat het Gods Wil is dat ik Hem leer kennen. Dat de uitkomst vast staat. Ondanks alle duistere wolken mag ik weten dat Hij er altijd voor me is. En als ik Hem dan een klein beetje vertrouwen kan geven dan is Hij altijd trouw en vindt vergeving plaats. Wat een zegen.

WB 299: ‘Vader, mijn heiligheid is niet van mij. Het is niet aan mij om haar door zonde te laten vernietigen. Het is niet aan mij om haar onder aanvallen te laten lijden. Illusies kunnen haar versluieren, maar ze kunnen haar stralende gloed niet doven, noch temperen haar licht. Ze blijft eeuwig volmaakt en onaangetast. In haar zijn alle dingen geheeld, want ze blijven zoals U ze geschapen hebt. En ik kan mijn heiligheid kennen. Want ik werd door Heiligheid Zelf geschapen, en ik kan mijn Bron kennen omdat het Uw Wil is dat U wordt gekend.’

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s