Pijn.. Er is geen rangorde in illusies en toch merk ik een soort ontzag als ik schrijf over pijn. Het is zo’n universeel rot gevoel. Als ik nergens last van hebt is het niet moeilijk om heel bij de hand er wat wijsheden uit de Cursus over te spuien. Maar dan.. Dan krijg ik last van mijn hoofd, mijn kiezen, mijn maag of noem maar op. Soms eventjes, soms langer, soms eindeloos. Soms een beetje, maar soms ook heel erg en soms zelfs bijna ondraaglijk.
De woorden van werkboekles 190 klinken me dan hard in de oren. ‘Pijn is het bewijs van zelfbedrog, ze is in het geheel geen feit’. Het ego is er als de kippen bij. Ik ervaar pijn dus ik bedrieg mezelf en ik verkondig dat God wreed is. Nu ben ik dubbel de sigaar. Naast mijn pijn krijg ik ook nog eens te horen dat ik mezelf voor de gek houd. Au. Dit soort teksten zijn al vervelend als ik er mezelf mee om te oren sla, laat staan als ik er een broeder of zuster de les mee lees vanuit een comfortabele pijnloze situatie.
En toch. Toch is werkboekles 190 één grote jubelzang op de grootheid van God. De woorden bieden hoop op momenten dat de wanhoop ons naar de keel vliegt. We moeten alleen zo deksels goed opletten als we ons richten op pijn. Want juist omdat pijn, en in het uiterste geval de dood, de kroongetuigen van ons geloof in het lichaam zijn vertoont het ego zich nu in zijn meest geniepige gedaante. Als een duivel die Job ervan probeert te overtuigen dat God kwaadaardig is. Wat me helpt is om heel goed op te letten wanneer er iets van ‘schuld’ binnensluipt als ik te maken heb met pijn.
‘Wat doe ik toch fout, want de pijn gaat niet weg?’ Let op! Dit is het ego. Het beweert dat ik iets fout doe, dat ik zondig ben. Dit is niet waar. Ik ben een schuldeloze Zoon van God wat het valse getuigenis van het lichaam ook beweert. ‘Ik bedrieg mezelf en verkondig kennelijk dat God wreed is, dus ik ben fout; toch?’ Jawel, ‘fout’ in de zin dat ik me vergis, maar niet fout in de zin van zondig.
Hoe moet ik dan wel kijken? Mij helpt het om rond dit thema zo min mogelijk te gaan zitten theoretiseren. Het ego vindt het prachtig als we gaan bedenken of de denkbeeldig fysieke pijn als dan niet moet verdwijnen als we de Cursus ‘goed’ doen. We kunnen ook gaan discussiëren of Jezus al dan niet pijn had aan het kruis. Als je dit soort vraagstukken leuk vindt, be my guest. Het praten hierover is ook niet zondig maar het helpt mij niet echt.
Wat weet ik wel als ik pijn ervaar? Ik weet dat ik een sterk signaal krijg dat het lichaam echt is. Dat meen ik dan van heel dichtbij te ervaren. Ik heb pijn dus ik besta. Ik besta als afgescheiden lichaam. Dat geloof ik dan. Hier sta ik bij stil. Heer, zie mij aan. Ik heb pijn en ik geloof hierin. Ik erken dat ik er dol graag vanaf wil. Ik geloof dat mij iets rottigs overkomt en het liefst wil ik dat u de pijn wegneemt. Dit is wat ik nu geloof. Heer ik lees in de Cursus dat ik nu een valse getuige geloof. Maar wat schreeuwt deze getuige toch akelig hard. Door dit harde geschreeuw hoor ik uw zachte, liefdevolle stem bijna niet meer. Maar toch Heer. Ik dank U voor dat hele kleine vonkje van hoop dat me zegt dat Uw zachte stem waar is. Dat de schreeuwlelijk zich vergist. Ik zie mijn sterke neiging om naar het lichaam te luisteren. Het is als een verslaving. Dit maakt me echter niet schuldig maar laat slechts zien hoe bang ik ben om uw vrede binnen te laten. Mijn geloof in pijn is evenredig met mijn angst voor overgave aan de liefde. Toch stel ik me voor u open. Pijn of geen pijn. U bent liefde Heer en dus ben ik dat ook. Zie mijn angst voor overgave maar kom toch maar dichterbij.
Ik kies de vreugde van God in plaats van pijn.
Mijn compliment voor het uiteenzetten van de pijn en lichaam, plus de illusie die eraan vast zit, dank je wel voor de reminder.
LikeLike