Verkouden. Een kop vol snot, niezen en weer snuiten. Het is niet de eerste keer en waarschijnlijk ook niet de laatste, en ik ben ook niet de enige. Ik bestrijd de symptomen en zit m’n dagen uit totdat het virusje verslagen is. Stiekem probeer ik met de werkboekles van vandaag (199) wat verlichting te ervaren. ‘Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij’. Met een schuin oog kijk ik hoe ik me nu voel. Hetzelfde. Jammer. De Cursus noemt dit magie, ik weet het en geneer me een beetje dat ik het toch weer probeer.
Het is een klassiek thema waarover Cursus studenten regelmatig discussiëren. Mag je nu wel of niet verlichting van lichamelijke symptomen verwachten als je de Cursus wijsheden toepast? Er zijn twee uiterste standpunten:
1: De lichamelijke ziekte is slechts een illusie en je hoeft deze dus niet serieus te nemen. Het gaat erom dat je in je denkgeest genezen wordt van deze illusie, maar de illusie kan hierbij rustig onveranderd blijven.
2: Wij maken zélf deze illusie door middel van projecties dus als we hiermee ophouden dan verdwijnt de projectie, lees ‘de ziekte’ ook.
Tja, wat moeten we nu kiezen? Met mijn magische poging om minder last te hebben van m’n verkoudheid probeer ik optie twee uit en gebruik ik optie 1 als vangnet voor als het niet werkt. Listig. Zo kan het niet mislukken!
Misschien aardig om achter de schermen te kijken. Wat zou er gebeuren als, pats boem, lichamelijke genezing op zou treden na het toepassen van de werkboekles? In eerste instantie natuurlijk blijdschap. Fijn, ik ben er vanaf. Die blijdschap laat zien dat ik de bedreiging van het lichamelijk ongemak kennelijk nogal serieus nam. Zou ik echt blij zijn als ik 100% had geweten dat de ziekte toch niet echt was? En de genezing van een snotneus is één ding; maar wat zou ik vinden van de plotselinge aangroei van een geamputeerd been? Van genezing van Alzheimer? De Bijbel staat vol met dergelijke voorbeelden. Maar wat was het gevolg? Mensen stroomden massaal naar Jezus toe om genezen te worden van lichamelijke kwalen. Ze vroegen zelfs Zijn hulp als een naaste gestorven was. Wow, Jezus als super huisarts! Ik zou het wel weten als mijn huisarts deze gaven had. Zodra me een scheet dwars zou zitten zou ik bij hem op bezoek gaan. Hatsikidé; genezen en ik kan er weer even tegen aan. Maar zou mijn geloof in de illusie dat ik een lichaam ben hiermee zijn genezen? Nee dus. Jezus als huisarts is niet meer dan een pijnstiller die ik neem als ik m’n pijn serieus neem. Niet fout, niet zondig maar het biedt geen bevrijding van de illusie dat ik het lichaam denk te zijn.
Dan er maar voor kiezen om de illusie in stand te houden? Geen genezing maar rustig verder modderen? Dat geeft ogenschijnlijk wel rust en zekerheid. Want een plotselinge verandering in de fysieke wereld die wij als harde werkelijkheid ervaren zou ook de nodige angst kunnen geven. Een genezen snotneus is niet zo eng, maar er is geen rangorde in wonderen. Als de illusie van de snotneus zomaar kan verdwijnen dan kan er ook ‘zomaar’ hetzelfde gebeuren met de illusie van Simon als ventje dat de touwtjes stevig in handen heeft.. Kan ik deze waarheid wel aan? De waarheid die onthult dat er geen ‘ik’ is die iets ‘aan zou moeten kunnen’. Ahum, ahum.. Eerlijk gezegd vind ik dit een enge gedachte. Dat alles ‘vernietigende’ inzicht dat God één is. Niemand meer om te zeggen ‘yes, I got it’!
Dus dat ikje weet het nu niet zo goed meer wat ie moet willen. Verwarring. Dus dan maar terug naar de werkboekles met een heel mooi besluit.
Ik hoor de Stem die God gegeven heeft aan mij, en alleen hieraan gehoorzaamt mijn denkgeest.
Heerlijk. Geen gepieker maar mijn denkbeeldige stuurtje in handen geven van Hem. Heer hier ben ik, bang en verward. Bang voor Uw macht, bang voor Uw liefde. Dank dat U me niet overweldigt met Uw genezende macht. Ik open mijn hart voor U, stapje voor stapje.