Een collega van me had een opleiding succesvol afgesloten en daarvoor een diploma gekregen. Dat is mooi natuurlijk. De man was er duidelijk blij mee en trots op zijn prestatie. Foto’s van de diploma uitreiking werdern per mail rondgestuurd, gebak bij de koffie en een glunderend mens. Ik vond het eigenlijk allemaal een beetje ‘te’. Een oude programmering speelde me op. ‘Doe nu maar normaal, wees bescheiden, ga niet naast je schoenen lopen’, dat soort uitspraken kwamen naar boven. Als je een tijdje bezig bent met de Cursus dan krijg je er wat sneller oog voor hoe rap je een ander beoordeelt of zelfs, zoals in deze kwestie, veroordeelt.
Ik zie mijn oordeel en besef dat ik alleen mezelf kan veroordelen. De door mij waargenomen trots bij mijn collega staat symbool voor mijn denkbeeldige trotse afscheiding van God, van de Liefde. Onbewust voel ik me schuldig voor deze illusoire afscheiding en meen ik dat ik straf verdien. Omdat ik dit natuurlijk niet fijn vind, heb ik de schuld (vermeende trots) geprojecteerd op mijn collega en ben ik onbewust blij dat hij de straf voor mijn ingebeelde zonde moet dragen.
Op dit soort momenten ben ik niet zo blij met de Cursus. Want hoewel ik dankzij de Cursus een beetje zicht heb gekregen op dit proces van projectie keert de beschuldiging zich direct om. Mijn collega is ‘off the hook’ en nu hang ik er zelf aan. ‘Shit, waarom beschuldig ik toch zo snel? Heb ik nu nog niet geleerd hoe stom het is om een ander te beschuldigen? Je schrijft leuke stukjes op Facebook maar toepassen in je eigen leven, ho maar!’.
Ja, zo gaat dat in de wereld van het ego. Iemand moet schuldig zijn. Hij of ik. Dat zijn de opties. Je ziet het ook terug in alle conflicten die we via het journaal voorgeschoteld krijgen. We smeken om duidelijkheid. Wie is er goed en wie is er fout? Assad en de Russen zijn fout in Syrië, de rebellen zijn goed. Toch? De Irakezen zijn nu goed want die vechten tegen IS. Toch? Hillary is goed want Trump is onbeschoft. We willen duidelijkheid. Smeken om een schuldige en een onschuldige. Dat is het spel en zolang we menen te moeten kiezen tussen twee partijen leunt ons ego relaxt achterover. ‘Goed zo, zoek het goed uit, kies partij en veroordeel!’
En alles gaat terug op die oer-vergissing. Onze overtuiging dat de afscheiding echt heeft plaats gevonden en dat er echt sprake is van schuld. Nu terug naar mijn geslaagde collega en mijn zure reactie. Wie van beide is nu fout? Noch hij, noch ik. Ik zie slechts het ego-spel voor mijn ogen plaatsvinden. Ik mag opnieuw kiezen, samen met Hem.
Heer ik meen dat er een schuldige moet zijn. Dat er iemand is die zich zou moeten schamen. Nu zie ik dat ik mijn projectie op mijn collega gebruik om zelf ergens vanaf te komen. Maar ik hoef nergens vanaf te komen. Ik zie dat ik er steeds weer voor kies om in schuld te geloven omdat dit het gevoel van mijn denkbeeldige ikje versterkt. Wie ben ik als ik het geloof in schuld los laat? Wie ben ik als ik tegen mijn schaamte zeg: “Nee, bedankt. Ik hoef jou niet”. “Collega en ik zijn één. We zijn verbonden in Liefde, met Hem”. Heer, lik kies voor Uw Liefde. Uw Liefde stroomt nu door mijn hart”. Dank U.