Als ik met meer orthodoxe christenen over hun geloof praat stoort het me soms dat ze zo stellig kunnen overkomen. Vanuit de Bijbel menen ze te weten wat God wil en wat ongelovigen zal overkomen als deze zich niet zullen bekeren. Zo’n storing is altijd een mooi begin voor zelfonderzoek. Zonder direct helemaal te begrijpen wat er aan de hand is kun je er als Cursus student in ieder geval van uitgaan dat er iets bij je zelf opgelost en vergeven mag worden als je je stoort aan een ander. In dit voorbeeld geldt dat ik me slechts kan irriteren aan de stelligheid van een broeder of zuster als ik zelf ook een stelling heb ingenomen. Ook ik meen te weten dat God namelijk niet is zoals zij zeggen maar dat betekent dat ik dus ook nog steeds een heel duidelijk beeld van Hem heb.
We zijn allebei bezig om een beeld van God te scheppen. Ik heb nu de neiging om me hiertegen te verdedigen door te stellen dat God grenzeloze liefde is waar je je geen beeld van kunt vormen. Voilà, ook weer een alleraardigst beeld. Ik gedraag me hiermee weer ongemerkt arrogant. Ik ben als het ware God aan het scheppen in mijn gedachten. Dit is niet alleen een gedachtenspelletje. Als ik niet door heb wat ik aan het doen ben dan werkt dat ook door in de manier waarop ik denk mijn vergevingsoefeningen te moeten doen. In het Oude Testament meende men de genade van God te kunnen verdienen door goede werken te doen. Denk maar eens aan de Tien Geboden. Als Cursus studenten leren we al snel dat het niet gaat om uiterlijk gedrag. Toch kan er een fanatisme binnensluipen in het bestuderen van de Cursus, het doen van de werkboeklessen en het volgen van Cursus bijeenkomsten. Ook als we in onze zogenaamde binnenwereld aanlopen tegen een ongewenst emotie vragen we ons af wat we moeten DOEN om hier zo snel mogelijk vanaf te komen.
Gelukkig zet in het Nieuwe Testament Jezus onze kerkelijke broeders en onszelf weer op het goede spoor met de twee grote “geboden”:
En Jezus antwoordde hem: Het eerste van al de geboden is: Hoor, Israël! de Heere, onze God, is een enig Heere. En gij zult den Heere, uw God, liefhebben uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw verstand, en uit geheel uw kracht. Dit is het eerste gebod. En het tweede aan dit gelijk, is dit: Gij zult uw naaste liefhebben als u- zelven. Er is geen ander gebod, groter dan deze.
We worden op het spoor van de liefde gezet. Ook hierbij geldt dat we ons best kunnen gaan doen om lief te hebben. Hoewel goed bedoeld, werkt dit toch niet. Als ons ego bovenstaand citaat leest zal het concluderen dat God een narrig en jaloers wezen is. Angst sluipt binnen. Angst dat Zijn toorn ons zal treffen. Deze angst drijft ons tot de ogenschijnlijk lieve daad van evangelisatie. We menen de ongelovigen te moeten overtuigen om te geloven in onze “lieve” vader omdat hij anders boos wordt.
Als Cursus student kan ik deze splinter opmerken in het oog van mijn kerkelijke broeder maar als ik denk dat hij of zij het dus allemaal fout doet dan zie ik de balk in mijn eigen oog over het hoofd. Kennelijk is de opdracht om lief te hebben nog niet ondubbelzinnig genoeg voor ons allemaal. En in dat woord zit ook de sleutel: dubbelzinnig. Zolang we uit blijven gaan van een dualistisch wereldbeeld blijft het “ik en God” en “ik en mijn medemens”. Wat we dan ook “doen”; er blijft altijd ruis op de lijn.
En hier komt werkboekles 260 goed van pas:
Laat ik me herinneren dat God mij geschapen heeft.
En dat “herinneren” moeten we niet als cognitief spelletje opvatten. Het is een oproep om weer naar binnen te keren. Om stil te worden. Zolang we blijven babbelen, plannen maken, discussiëren en dingen doen, bevestigen we voor ons zelf de illusie van afgescheidenheid. Stil worden en naar binnen keren. (WB260:2): “Nu herinneren we onze Bron en daarin vinden we eindelijk onze ware Identiteit. Wij zijn waarlijk heilig, want onze Bron kan van geen zonde weten. En wij die Zijn Zonen zijn, zijn elkaars evenbeeld en de gelijkenis van Hem”.
En in dit stille woordeloze gebed ontmoeten wij al onze broeders in Zijn Liefde en genade, in de Liefde die we allemaal zijn. Hier is geen ruimte meer voor arrogantie. Godzijdank.