Ik mag graag een stukje hardlopen over de dijk. Daarin ben ik niet de enige en ik kom dan ook veel puffende broeders en zusters tegen. We delen de dijk met fietsers. Fietsers houden altijd rechts, maar onder de hardlopers heb je rechts- en links renners. Deze laatsten kiezen voor de linkerkant van het pad zodat ze niet verrast worden door achterop komende fietsers. Een begrijpelijke redenering en ik herinner me vaag van de verkeerslessen van vroeger dat dit ook werd geadviseerd.
Toch is dit links rennen niet handig als het verkeer wat drukker wordt. Fietsers die niet direct de renners kunnen passeren kunnen namelijk geen kant op als er ook fietsende tegenliggers zijn. Ze kunnen hoogstens een beetje inhouden, maar als ze niet snel gelegenheid krijgen tot inhalen kunnen ze niet achteruit fietsen om de tegemoetkomende hardlopers te ontwijken. Als iedereen rechts houdt heb je dat probleem niet. In het ergste geval moet een fietser even wat vaart minderen en achter de hardloper blijven rijden tot hij of zij er langs kan.
Gewoonlijk wordt de soep niet zo heet gegeten en loopt het allemaal wel los. Toch ziet mijn ego kans om zelfs bij rustig verkeer problemen te creëren. Gebaseerd op bovenstaand theorietje ren ik meestal rechts. Dan kom ik, zoals te verwachten valt, andere renners tegen die de theorie van het links rennen aanhangen. En wie wijkt er dan voor wie uit?
Natuurlijk is dit koren op de molen van m’n ego. Het is ik of die ander. Als ik uitwijk dan vind ik dat ik de wijste of de meest vriendelijke of zelfs spirituele ben. Soms beweert m’n ego echter dat ik een slapjanus ben. ‘Waarom moet jij nu elke keer uitwijken, die anderen kunnen toch ook wel eens aan de kant?!’ Grimmig ren ik verder. Aha, zie je wel, ze wijken voor me uit! Ego zwelt een beetje op. Tjakka, hij gaat lekker zo, een feestje van afgescheidenheid.
Liefst wil ik duidelijkheid hierover. Een postbus 52 spotje dat iedereen oproept om, natuurlijk, rechts te houden. Iedereen moet doen wat ik logisch vind, ik heb tenslotte gelijk.
De Cursus maar even, het Handboek hoofdstuk 11 (4): ‘Vrede is onmogelijk voor hen die oorlog zien’. Tja.. Nieuwe verkeersregels gaan mijn strijd niet beëindigen. Wat dan wel? Het Handboek gaat gelukkig verder: ‘Vrede is onvermijdelijk voor hen die vrede schenken’.
Ik ren weer over de dijk. Ik wijk uit en zie de bekende ego-gevoelens naar bovenkomen. Een beetje uitvergroot: die ander is een dader en ik ben een slachtoffer dat onrecht wordt aangedaan. De neiging om dit oordeel te vellen is haast onbedwingbaar. Ik zie het gebeuren en breng het naar de liefde. Een klein glimlachje breekt door. Een volgende tegenligger. Ik wijk niet uit en zie de volgende reeks ego-gevoelens. Triomfalisme maar ook een beetje schuldgevoel. Weer zoek ik Hem. Weer een glimlachje. De volgende renners zie ik als mezelf. Ik neem geen besluit over wat ik zal doen. Ik zie wel en ren niet langer tegen mijn broedersen zusters maar met hen. Zij zijn mij en ik ben hen. Gevoelens buitelen over elkaar en verdwijnen in het licht. De zon schijnt. De vogels zingen een lied. Zo teder.
Ach Simon, wat is ’t fijn om met jou ’n eindje mee te lopen. 😉
LikeLike