De ik-illusie

Ik word wakker door het hoesten van een buurjongetje dat in de tuin van de buurvrouw kampeert. Vervolgens hoor ik het grondlawaai van Schiphol. Ik kijk op mijn wekker. Kwart voor zeven. Zal ik al opstaan? Ik twijfel even want ik wil mijn vrouw niet wakker maken, ze ligt nog zo lekker te slapen.

Zie hier een tamelijk doorsnee beschrijving van een begin van een gewone dag. Onbewust ga ik er vanuit dat ik eerst sliep en nu wakker ben geworden. Ik ervaar mezelf als afgescheiden persoontje die van alles waarneemt, bedenkt en kan gaan doen. Het voelt zo normaal, zo vertrouwd.

Dat ikje kan vervolgens wat uit de Cursus lezen, de werkboekles overdenken en verder gaan reizen op zijn spirituele pad. Op weg naar mooie ervaringen, liefst verlichting en ontwaken. Onbewust geloof ik in het bestaan van wat de Cursus aanduidt als “een kleine kloof”. Een ruimte tussen het subject (de observator) en alles wat er in zijn bewustzijn verschijnt (de objecten, inclusief gedachten en gevoelens).

Ik word me bewust van dat “ik-gevoel” en ik ervaar het als heel reëel, als het vaste uitgangspunt van heel mijn doen en laten. Maar hoe vast is vast? Is er wel zoiets als een ongrijpbaar ikje dat van alles meemaakt? Door goed te kijken valt op te merken dat het ikje gedefinieerd wordt door allerlei waarnemingen. Er wordt als het ware een (boos) ikje geboren op het moment dat boosheid verschijnt in bewustzijn. Het horen van het hoesten van de buurjongen vormt in bewustzijn de (licht geïrriteerde) luisteraar. Waar is die zogenaamd constante “ik” als er niks wordt waargenomen?

De Cursus wijst ons op deze omgekeerde wereld. Vanuit eenheid worden projecties verzonnen (zogenaamde objecten “buiten ons”) inclusief gedachten en gevoelens. Direct hieraan vastgekoppeld wordt het ik-gevoel geboren, het is onlosmakelijk verbonden aan de andere projecties en hier niet van onderscheiden. Anders gezegd; door te projecteren (buitenwereld, gedachten, gevoelens) en waarnemen wordt de illusie geboren dat er en ikje bestaat die van alles waarneemt terwijl er alleen is wat ogenschijnlijk verschijnt. Nergens wordt een echt bestaand afgescheiden ikje gevonden. Het is niet meer dan een echo van de projecties. Een echo die we de status van afgescheiden ikje, van ego, hebben toegedicht. We hebben de speciale relatie gemaakt met een denkbeeldige buitenwereld, anderen, gedachten en gevoelens.

En nu wordt het grappig. We zien namelijk dat ik-gevoel, die echo, op beschreven wijze ontstaan, we begrijpen met ons verstand dat het geen werkelijke substantie bevat en… we willen ervan af. “Ik wil niet langer leven met een ego!”. We lopen echter hopeloos achter de droomfeiten aan. De Zoon van God is al lekker het spelletje “de buitenwereld en ik” aan het spelen en wil nu in dit spel wél de verzonnen buitenwereld behouden maar dan zonder “ik”. En dat kan dus niet. Beide bestaan niet echt maar het is wel een “package deal”. Met geloof in de projecties ontstaat geloof in het ego die dit alles zou waarnemen. Met het ego die lacht, die huilt, die ervaart en plannen maakt in de eveneens geprojecteerde dimensie van ruimte en tijd. Je kunt jezelf niet aan je haren uit het moeras trekken want moeras en ik zijn onafscheidelijk met elkaar verbonden illusies. En, Goddank, dat hoeft ook niet. Lees als je wilt deze prachtige passage uit het Tekstboek (Hfst 16, VI-12) met me mee:

De Heilige Geest vraagt je slechts dit kleine beetje hulp: treed, telkens wanneer jouw gedachten naar een speciale relatie afdwalen die jou nog altijd aantrekt, met Hem in een heilig ogenblik, en laat Hem jou daar bevrijden. 2Hij heeft slechts jouw bereidwilligheid om Zijn perspectief te delen nodig om jou dat volledig te kunnen geven. 3En jouw bereidwilligheid hoeft niet volledig te zijn omdat de Zijne volmaakt is. 4Het is Zijn taak door Zijn volmaakt geloof jouw onwilligheid al  erzoenend goed te maken, en het is Zijn geloof dat jij daar met Hem deelt. 5Vanuit jouw erkenning van je onwilligheid om te worden bevrijd, wordt jou Zijn volmaakte bereidwilligheid gegeven. 6Roep Hem aan, want de Hemel luistert naar Zijn Roep. 7En laat Hem voor jou de Hemel aanroepen.

Dit is de sleutel van vergeving. Hier zit alles in. Lees regel 5 nog eens: “de erkenning van onze onwilligheid!” Dit gaat zo diep. Wij die denken zo eerlijk “ons ego” te willen loslaten. Iets wat dus sowieso onmogelijk en onnodig is, maar toch. Zelfs dit onnodige “willen” is niet 100% gemeend. Waarom niet? Als we 100% zouden kiezen dan zouden we nu niet de illusie van afscheiding ervaren. Juist onze wens om afgescheiden te ervaren brengt ons tot projecteren en de ogenschijnlijke geboorte van het ego. Dus zelfs binnen de droom willen we eigenlijk toch niet dat ik-gevoel overboord zetten. We willen het hoogstens een beetje omdat ergens nog de herinnering aan liefde ons bij is gebleven. Dat hele zachte, liefdevolle Stemmetje.

En dan, God is genadig, liefde is almachtig; regel 3: “Onze bereidwilligheid hoeft niet volledig te zijn..” Halleluja, we zijn gered door Hem, door de Almachtige Liefde die we ten diepste zijn. We hoeven de deur maar op een klein kiertje te openen en we worden verder gedragen op machtige vleugels.

WB 239: De heerlijkheid van mijn Vader is de mijne.

Advertentie

Een gedachte over “De ik-illusie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s