De Cursus komt ons tegemoet in de droom waarin wij ons menen te bevinden. Iets anders is ook niet mogelijk. We mogen blije studenten zijn en dagelijks onze werkboeklessen doen. Dit is niet fout, zondig of stom maar zo af en toe kan het verfrissend zijn om ons het non-duale karakter van de Cursus weer even te herinneren. In ons geloof in een duale werkelijkheid gaan we uit van de vanzelfsprekendheid van een ikje dat ergens mee bezig is, in dit geval dus de Cursus. We zijn er zo aan gewend aan te nemen dat de uitgangssituatie is: ik doe de Cursus. Vanuit deze aanname kunnen we denken dat we vorderen of juist niet. We kunnen menen dat we “het” langzaam maar zeker leren te begrijpen zonder in de gaten te hebben dat er ook hierbij een ikje is die iets zou kunnen ‘grijpen’ en als zijn waarheid of inzicht zou kunnen koesteren.
Een ikje dat ouder wordt, iets leert, nog wat tijd nodig heeft, nog steeds lijdt en verlichting hiervan zoekt. “Wij” kunnen als ikje niet over onze eigen schaduw heen springen en daarmee stoppen met al onze pogingen om de non-duale werkelijkheid weer te vervormen tot een duaal concept. Maar toch. Een stapje in de goede richting, wat dus helemaal niet kan maar goed, is de erkenning dat we ons als werkend ikje alleen maar dieper de illusie in draaien en besluiten om hulp te vragen aan God, Jezus of de Heilige Geest. Hiermee zorgen we tenminste voor een zeker kortsluiting in het eindeloze circuit van ons ego. Toch is ook dit niet meer dan een tussenstap op de weg waarnaar geen stappen leiden. Want heel snel verliezen we uit het oog dat ook bij denkbeeldige overgave aan zo’n heilige entiteit er sprake blijft van geloof in een duale werkelijkheid. In feite doen we hetzelfde als alle aanhangers van de monotheïstische religies gedaan hebben; we plaatsen God op een voetstuk en willen ons, in meer of mindere mate, aan Hem onderwerpen om hier profijt van te hebben.
Kijk bijvoorbeeld eens naar de werkboekles van vandaag (331): Er is geen conflict want mijn wil is die van U. Merk eens op hoe zeer we geneigd zijn om hier snel ja tegen te zeggen en weer over te gaan tot de orde van de dag. Er blijft zoiets hangen als “ja, ik moet net als God ook wat meer liefde willen. Goh, wat lijken we toch op elkaar”. Zo interpreteren wij “het delen van Gods wil”; een ikje dat ongeveer hetzelfde wil als God.
Wij hebben echter vanuit ons kleine ikje, met ons kleine willetje, totaal geen idee van wat het Heilige Geheel Wil. Want daar praten wij over. Wij willen ons wat beter voelen, liefst wat extatisch. Ikke, ikke ikke en de rest..? Want wat zou het Absolute, de Heilige Eenheid nu echt willen? Wat is binnen de droom echt behulpzaam voor het geheel en niet alleen voor ons? Is het echt het beste voor iedereen als ik zo snel mogelijk klachtenvrij word of is er een hoger perspectief van waaruit geweten wordt dat ik hiermee slechts tevreden verder slaap en droom? Ergens staat dat wij met ons willetje een mugje zijn dat schreeuwt tegen het heelal. We zijn een uitademing in de storm, een flikkerend kaarsje naast de zon. En dan heb ik het over dat ego-ikje. Want onze ware Wil is van een orde waar we ons in de verste verte geen voorstelling van kunnen maken. Iets van de eerbied van de klassieke gelovigen zou ons goed doen. Geen eerbied om onszelf klein te maken maar eerbied met kwaliteiten als sprakeloosheid, verwondering en grenzeloze verbaasdheid over die oneindige Liefde.
Maar dan de in de ogen van klassiek gelovigen blasfemische waarheid: dit oneindige wonder, dit zijn wij als Zoon van God, als Christus. Geschapen en toch onlosmakelijk van onze Vader. Dit is de oneindige Liefde waar we de ogen naar mogen opslaan vanuit onze identificatie met ons ikje. Dit is ons ware Zelf en dan is daar dat ongelofelijke inzicht; het zelfje biedt zich vol vertrouwen aan…aan Zichzelf. Niet aan een God buiten zichzelf. Als hier een glimp van mag dagen. Dat er slechts één denkgeest is waarbinnen dit gebeurt. Het is de “collaps”, de ineenstorting van het duale wereldbeeld. God die zijn eigen Zoon “offert”, de wereld met Zichzelf verzoenende. Maar dan offeren in de zin van het totaal doorzien van de illusie, een openen van de hemel, een scheuren van het wandkleed in de tempel, de totale terugkomst van de Zoon in de schoot van de Vader.
Jezus liet ons zien dat dit onze wegloze weg is. Wij mogen ook zo kijken naar de ogenschijnlijk afgescheiden mensen om ons heen, onze broeders en zusters en ook door de vorm heen kijken naar Christus die ze zijn; in eenheid verbonden met ons. Ook wij mogen woordeloos gaan ervaren dat middel (vergeven, het laten stromen van Liefde) en doel (onze Identiteit als Liefde hervinden) één zijn.
Ik besef dat bovenstaande woorden armzalige pennenstreken zijn om het wonderlijke en het voor ons beperkte denken onkenbare te schetsen. Dus sluit ik af met het citaat uit de Cursus die we onszelf vanuit het Christus-Zijn ieder moment geven:
Les 331
Er is geen conflict, want mijn wil is die van U.
Hoe dwaas, Vader, te geloven dat Uw Zoon de oorzaak van zijn eigen lijden zou kunnen zijn! Zou hij een plan kunnen maken voor zijn verdoemenis en achtergelaten worden zonder een zekere weg naar zijn bevrijding? U hebt mij lief, Vader. U zou me nooit eenzaam achter kunnen laten, om te sterven in een wereld van wreedheid en pijn. Hou zou ik kunnen denken dat Liefde Zichzelf verlaten heeft? Er is geen andere wil dan de Wil van de Liefde. Angst is een droom en heeft geen wil die in conflict kan zijn met die van U. Conflict is slaap, en vrede is ontwaken. Dood is een illusie, leven eeuwige waarheid. Er is geen verzet tegen Uw Wil. Er is geen conflict, want mijn wil is die van U.
Vergeving laat ons zien dat Gods Wil Eén is en dat wij die delen. Laten we kijken naar de heilige taferelen die vergeving ons vandaag laat zien, zodat we de vrede van God mogen vinden. Amen.