Aanvankelijk lijken we in de droom met een veelheid aan problemen geconfronteerd te worden. We onderscheiden bijvoorbeeld relatie-, gezondheids- en financiële problemen, om er maar eens een paar te noemen. Iedereen van ons lijkt z’n specifieke portie ellende te krijgen. We spannen ons in om zo vaak en langdurig mogelijk perioden te creëren waarin we geen of weinig last hebben van deze specifieke problemen en juist overvloed ervaren op deze levensgebieden. In deze tijden van overvloed zakt onze interesse in ontwaken makkelijk weg in vergetelheid. We geloven weliswaar dat aan het einde van de rit die gevreesde dood het laatste woord zal hebben maar wat heeft het voor zin om ons geluk hier nu al door te laten bederven? Het is vroeg genoeg om daar mee bezig te zijn als het zover is; toch? Zo blijft ons leven een kwestie van rekken en er zo lang mogelijk bijblijven hoewel het met die terugkerende ongemakken ook wel een beetje dweilen met de kraan open blijft.
We kunnen dit jaren, een heel leven en, als je in reïncarnatie gelooft, vele levens volhouden. Is dit zondig of verkeerd? Nee hoor, het is wat het is: dromen. Er bestaat geen God die hier boos over zou zijn en die ons wel eens even zal confronteren met wat narigheid om ons uit de droom te wekken. De waarheid is veel bijzonderder. God is de bron van liefde, onze Vader. Wij zijn Zijn schepping, Zijn Zoon en onze kernkwaliteit, om het zo maar even aan te duiden, is van dezelfde aard als die van de Vader: oneindige liefde, eenheid en vrede. Onze Goddelijke bron hoeft niet te kiezen om ons wakker te maken. Wij hebben daarentegen wél zelf gekozen om te dromen. We hebben namelijk gekozen om te geloven in de afgescheidenheid van onze Vader, onze eigen Bron. Dit is een daad van verzet, een keuze om grenzen te ervaren. Binnen die Goddelijke bron van eenheid is dat niet mogelijk dus hebben we besloten om onszelf als het ware in stukken te denken. We hebben ons gescheiden gedacht van onze Schepper en we hebben ons gescheiden gedacht van droombeelden van een wereld. We hebben er voor gekozen een onmogelijk spel te spelen. Het spel: laat ik vergeten wie ik ben en me afgescheiden voelen. Dat is ons goed gelukt, gezien de problemen die ik noemde in het begin en de zelf-gekozen vergetelheid om hier aan vast te houden.
Maar nu, voor degene die het spelen zat zijn, de terugweg. Wij zijn gaan geloven in afscheiding maar ons eigenlijke Zelf herinnert er ons constant aan dat dit gekkigheid is. We ervaren dit als de Stem van de Heilige Geest. In onze droom hebben we gekozen voor een soort big bang waarna er een droomwereld lijkt te zijn ontstaan die uit ontelbare vormen bestaat. Vandaar ook die oneindigheid aan problemen waar we tegen aan lijken te lopen. Wij denken dat al deze problemen van elkaar verschillen qua grootte en inhoud maar het is altijd maar één probleem: ik geloof dat ik besta als afgescheiden van het Geheel. Bij vergeven en verzoenen wordt de terugweg ingezet. Aanvankelijk kan dat op een verstandelijk niveau gebeuren omdat we bijvoorbeeld de metafysica steeds beter gaan begrijpen. De Cursus probeert ons echter richting een universele ervaring te helpen. Ik noem dit maar ‘gevoel proberen te krijgen voor de waarheid’. Misschien is het behulpzaam als ik uitleg hoe ik dat ervaar.
Ook ik meen tegen een veelheid aan problemen aan te lopen. Het wordt me echter steeds duidelijker dat bij elk probleem ik me afgescheiden voel. Ik versus een ander, ik versus de pijn en ik met een onzekere financiële toekomst. Dit “me afgescheiden voelen” kan nog erg abstract overkomen maar het helpt me om hier meer helderheid over te krijgen door telkens de waarheid in gedachten te roepen en dan te kijken wat dit gevoelsmatig met me doet. Dit dient wél met een zogenaamd specifiek probleem te gebeuren maar de insteek is steeds hetzelfde. Stel dat ik bijvoorbeeld weerzin ervaar tegenover een persoon. De waarheid is dat deze persoon niet als afgescheiden bedreiging van mij bestaat maar één is met mij als Zoon van God. Deze persoon is een liefdevolle schepping van de Vader. Als ik dit herinner dan ervaar ik hier weerstand tegen. Een dergelijke weerstand is ook te ervaren als ik tegen mezelf zeg dat ik geen lichaam heb terwijl ik pijn ervaar of dat liefde niets nodig heeft als ik geldzorgen heb. De weerstand tegen de waarheid is een teken van mijn verslaving aan het geloof in afgescheidenheid. Nu pas blijkt dat ik aan het kiezen ben tegen de waarheid, tegen liefde. Het voelt in eerste instantie niet fijn om dit te zien, laat staan om het naar de Heilige Geest te brengen ter genezing. Als ik hier toch voor kies dan geldt (T13, XI, 4-4):
“De Heilige Geest wijst rustig op het contrast, wetend dat je Hem uiteindelijk voor jou het verschil zult laten beoordelen, en Hem toelaat jou te tonen wat daarvan waar moet zijn.”
Het besef van mijn verlorenheid in de duale droom dringt steeds dieper door. Zelfs ruimte en tijd worden herkend als kunstmatige fabricaten om de oneindigheid (de liefde) op een afstand te houden. Zelf de zogenaamd neutrale waarneming wordt ontmaskerd als het geloof in een ikje dat iets ziet, ruikt, voelt enzovoorts. Het wordt echter ook duidelijk dat de Vader trouw is en rustig wacht tot ik besluit om naar huis te komen. Hij roept me constant en liefdevol, maar ik kies er voor om nog wat te dralen. Laat me afsluiten met T13XI:7-1:
“Heb slechts vertrouwen in dit ene en dat zal voldoende zijn: God wil dat jij in de Hemel bent, en niets kan jou daarvan afhouden, of die weghouden van jou.”