Vandaag nog zo’n les (127) die het predicaat ‘totaal anders’ verdient: Er is geen liefde dan die van God. Gewoonlijk zijn we bereid ons eigen begrip van wat liefde is een beetje op te rekken bij het lezen van deze les. Zo van: oh ja, we moeten ons best doen om iedereen lief te gaan hebben en we moeten wat minder voorwaarden verbinden aan onze liefde. Dit is zeker een goed begin maar we mogen dieper duiken, veel dieper. Reeds in de eerste werkboeklessen leren we dat we zelf alle betekenis hebben gegeven aan de dingen die we buiten onszelf menen te zien en ook aan onze gedachten. Daarin worden we ook zo stevig gecorrigeerd als we lezen dat niets wat we menen te zien of te denken iets betekent. Onbewust houden we vast dat we wel degelijk allerlei verschillende zaken zien en dat het toch nog wel íets zal betekenen.
Als we naar andere mensen kijken dan beginnen we een beetje te leren dat we ze niet moeten verdelen in leuke en slechte mensen. De Cursus haalt echter het hele beeld van “anderen” omver. Er zijn geen anderen. Er is één Zoon van God die zichzelf opdeelt, op-denkt zou ik willen zeggen, in stukjes. Hetzelfde geldt voor situaties die ons lijken te overkomen. We denken dat we moeten leren omgaan met slechte situaties. Er is echter geen sprake van een ikje dat iets meemaakt. Er zijn geen situaties maar er is alleen een droom over situaties. Als laatste voorbeeld een bijzondere situatie; ons lichaam. In onze optiek kan dit gezond zijn of ziek. Deze begrippen verwijzen echter naar het geloof in afgescheidenheid binnen de denkgeest versus het besef van heelheid. Er zijn helemaal geen lichamen; noch ziek noch gezond.
Hierboven wordt een poging gedaan iets te duiden van de niveau-I werkelijkheid. Wij hechten nu echter geloof aan de afscheiding en nemen de droom, niveau-II, serieus. Als we op eigen illusoire kracht dingen gaan proberen te verbeteren (situatie veranderen, liefdevoller proberen te doen, onze lichamelijke ziekte aanpakken) dan is dat schuldeloos, maar wel een vergissing die wordt geduid als een magische poging. De kwaliteit van dit alles verandert dramatisch als we ons vanuit niveau-II durven over te geven aan de leiding van ons innerlijke Zelf, het luisteren naar de Stem van de Heilige Geest. Dan kunnen we binnen niveau-II afspiegelingen van de hemel gaan waarnemen: ware waarneming, de heilige relatie, een probleemloos lichaam als communicatiemiddel. Hoewel er in werkelijkheid geen gradaties in vergissingen en wonderen zijn voelt het binnen onze illusie als een “afgeleverd worden tot vlak voor de hemelpoort”. Meer dan dit kan de Cursus niet doen en God zet de laatste stap. Anders gezegd; vanuit onze ware Zelf herinneren we dan onze ware Identiteit. Hier kunnen we ons geen voorstelling van maken.
Terug naar waar de vergissing, die nooit werkelijk is geweest, is begonnen. Vanuit onze paradijselijke eenheid vatten we het rare idee op dat die ene vrucht waar we niet aan mochten komen mooier was dan alle anderen. We gingen de nepwereld beoordelen en kregen een voorkeur. Na het eten was de illusie van afgescheidenheid ons bewustzijn binnengeslopen en voelden we ons naakt en kwetsbaar, lees: afgescheiden. De Cursus leert ons niet alleen om te stoppen met het maken van onderscheid tussen verschillende “vormen”. Ze leert ons dat lichamelijkheid in de breedste zin van het woord, dat betekent dus elk geloof in grenzen, onzin is. Ze nodigt ons uit om het aangezicht van God weer te zoeken en ons niet langer in het paradijs te verstoppen.
De neiging kan ontstaan om alles wat we menen te zien en mee te maken te ontkennen door ons in een nog kleiner bunkertje van afgescheidenheid en onverschilligheid terug te trekken. Dit werkt averechts en vergroot de angst. De uitnodiging is om de liefdevolle weg van zegenen, omarmen en verbinden te volgen. Niet vanuit een betweterig klein en teruggetrokken zelfje. Maar vanuit vertrouwen en het openen van de armen in een omarming van alles en iedereen.
Ik zegen jou, broeder, met de Liefde van God, die ik met jou delen wil. Want ik wil de vreugdevolle les leren dat er geen liefde is dan die van God, van jou, van mij, van iedereen.