Kenmerkend voor onze verwarde toestand is dat we de neiging hebben om discussies te voeren over van alles en nog wat terwijl we hierbij ons uitgangspunt als vanzelfsprekend beschouwen. Bekend voorbeeld is de vraag hoe de afscheiding kon optreden ofwel hoe het ego kon ontstaan. Vanuit ons perspectief, dat we normaal en vanzelfsprekend vinden, is dit een heel normale en legitieme vraag. De werkelijkheid is echter radicaal en verpletterend. Ons ikje, dat zo nadenkend kijkt bij het stellen van deze vraag en zijn best doet een bevredigend antwoord te vinden, is onderdeel van de illusie. “Wij” zien dit over het hoofd en menen dat ons zo vertrouwde denken iets gaat verhelderen over dit ikje, ons ego. Maar de afscheiding heeft niet plaats gevonden, er bestaat geen afgescheiden ikje in een buitenwereld, tijd en ruimte bestaan niet, onze concepten hebben geen betekenis en het bouwen van een theorie over een ikje met behulp van deze concepten, die beperkt zijn door hun vorm, is een droom binnen de droom.
Iets dergelijks doen we ook als we vanuit onze identificatie met ons lichaam gaan nadenken over de vraag of het wonder zal leiden tot lichamelijke genezing. Vanuit ons droomperspectief is dit een erg belangrijke en échte vraag. Worden we lichamelijk echt beter als we de cursus goed doen? Als we iets beter kijken dan zien we dat het geen vraag is maar een stiekeme stelling. De stelling is namelijk als volgt:
Ik geloof dat ik een afgescheiden lichaam ben dat ziek of gezond kan zijn.
Zie je dat dit de aanname is? Dat je dit eerst moet geloven wil de vraag überhaupt belangrijk voor je zijn? Uitgaande van deze niet uitgesproken stelling gaan we vervolgens fantaseren met als verborgen hoop de genezing van dit niet bestaande droomlichaam. Vanuit de identificatie met het fysieke droomlichaam willen we iets met onze denkgeest doen zodat automatisch dit fysieke droomlichaam beter wordt en we gelukkig verder kunnen dromen. Voorstanders hiervan beweren dat genezing in de denkgeest namelijk altijd en automatisch tot (fysieke) genezing moet leiden. Dus wordt er bij lichamelijk lijden zwaar ingezet op allerlei cursusoefeningen, zoals vergeven, om een gezond lichaam te kunnen ervaren.
Is dit dan fout of zondig? Zeker niet, maar het is een verwarrende mix waarbij een poging wordt gedaan om God te laten optreden binnen de droom zodat de droom naar onze zin wordt. Direct schiet het ego dan door naar het tegenovergestelde; moet ik dan maar berusten in lichamelijk leed en mag ik niet verwachten dat de klachten verdwijnen als ik de cursus goed toepas?
Dit is een andere kant van dezelfde medaille. Nog steeds wordt er van uitgegaan dat we samenvallen met een afgescheiden lichaam met klachten en gevoelens maar deze keer vrezen we dat we maar moeten berusten in het lijden in deze toestand.
Samenvattend kunnen we zeggen dat we vanuit onze illusoire toestand ziekte en genezing zien als gebeurtenissen in ons fysieke droomlichaam. Dit blijft ons uitgangspunt, onze realiteit van waar uit we alles beoordelen.
De cursus spreekt over zaken als lichamelijkheid, ziekte en genezing op verschillende niveaus. Als we de kwestie aanvliegen vanuit de onbewuste overtuiging van de echtheid van onze afscheiding dan gaan we van de ene vergissing over op de andere. Wellicht helpt het om een iets abstracter, dus wezenlijker, standpunt in te nemen. Er is alleen eenheid. Hierin lijkt een vergissing ontstaan te zijn waarbij de Zoon van God (geschapen door- en één met de Vader) vergat te lachen, namelijk het idee dat de afscheiding heeft plaatsgevonden. “Lichamelijkheid” is elk geloof in een ikje met eigen waarnemingen, gedachten en gevoelens. “Ziekte” is de narigheid die we dan ervaren doordat we denken schuldig te zijn en gestraft te moeten worden door een droomwereld en een droomlichaam. “Genezing” is de bereidheid hebben om het geloof in afscheiding (in lichamelijkheid en ziekte) los te laten zodat op geheel natuurlijke wijze de Waarheid de plaats van ons bijgeloof kan innemen en genezing (van het geloof in afgescheidenheid) kan plaatsvinden.
In hoofdstuk 28 VII:5 staat het zo prachtig omschreven:
“Alleen zijn moet betekenen dat jij gescheiden bent, en als dat zo is, kun je niet anders dan ziek zijn”
Dit gaat veel verder dan ziekte in engere zin binnen de fysieke betekenis van onze droom. Hoe zouden we binnen onze droom genezing in engere zin, dus van onze maagzweer, kunnen verlangen als we nog volop geloven in de afscheiding van onze broeders? Als we menen afgescheiden te zijn van onze naasten dan vragen we onbewust om aangevallen te worden, zowel door onze broeders als door ons lichaam. Binnen de droom mogen we genezing stapje voor stapje leren. Zolang deze niet compleet is zullen we slechts inconsequente flarden van genezing zien als beelden in onze droom. Als ons vertrouwen-nu in de Heilige Geest toeneemt zullen de droombeelden van aanval en ziekte vervangen worden door droombeelden van vrede en genezing in afwachting van ontwaken door de laatste stap die gezet wordt door God. Heerlijk, niks mis mee en laten we ons verheugen. Maar de focus ligt niet op het fiksen van droombeelden maar op het vergeven van ons geloof in afscheiding. Wat wij ervaren als aanvallen van broeders of aanval van een zieklichaam kunnen we zien als wake-up-calls. Hé, ik geloof nog in lichamelijkheid! Heer, hier ben ik, ik ben niet in vrede dus ik vergis me. Ik wens deze valse getuigen niet te geloven en wil luisteren naar getuigen van Uw Stem. Ik wil niet langer geloven vanuit een beperkt standpunt van een ikje dat ziek is en genezen wenst te worden terwijl ik onverschillig of zelfs vijandig verkies te blijven tegenover denkbeeldige anderen. Ik kies voor U, voor totale genezing van alle droombeelden opdat de eenheid van het Zoonschap weer herinnerd mag worden. Heer, hier ben ik, doe Uw Wil door- en in mij!
WB 137: Wanneer ik genezen word, word niet ik alleen genezen.