Het kan verhelderend zijn om je zo af en toe eens af te vragen wat je nu eigenlijk wilt met bijvoorbeeld de Cursus of met welke andere spirituele leerweg dan ook. In dit verband is het aardig om te zien wat de discipelen van Jezus wilden zo’n 2000 jaar geleden. We lachen wel eens als we hen zien kibbelen over de vraag wie de grootste zal zijn in de hemel of wie er aan de rechterhand van Jezus mag zitten aldaar. Het eigenbelang spat er in al z’n menselijkheid vanaf. Maar zij wij veel beter dan zij? Wat willen wij ten diepste?
We kunnen er veel namen aan geven. Verlichting, ontwaken uit de droom, meer vrede ervaren en ga zo maar door. Het kan wat confronterend zijn als we eens heel direct de vraag stellen: “voor wie willen we een plezierige staat bereiken?” Ik zal het niet voor jullie invullen maar bij mezelf zie ik dan toch stevig egocentrische motieven naar boven komen. Ik meen te lijden aan de illusie van dit bestaan en ik wil blijvend vrede ervaren. Mijn zoeken naar vrede is dus zonder meer voor een (heel?) groot gedeelte zelfgericht.
Ik zag op YouTube een interview met Robert Perry, leraar van de Cursus, en hij wees op iets opmerkelijks. Als wij aan de wonderen denken van De Cursus in Wonderen dan zijn we er aan gewend geraakt om deze op te vatten als een correctie van onze perceptie van wat we menen te zien: eerst zien we ellende en afscheiding, we nemen de projectie terug en kijken met de HG en dan ervaren we het wonder en een gevoel van vrede. Hij ontkent dit aspect van het wonder niet, maar wijst erop dat deze betekenis minder vaak genoemd wordt in de Cursus dan een andere betekenis die we wat uit het oog dreigen te verliezen. Namelijk die waarbij het wonder wordt gezien als een expressie van liefde, als geschenk aan een ander en bedoeld om te helpen. Lees vanuit die invalshoek maar eens de Principes van wonderen door. Een paar fragmenten ter illustratie (niet volledig of uitputtend):
- Uitingen van liefde (1,3)
- Verricht voor hen die tijdelijk minder hebben (8)
- Door gebed wordt liefde ontvangen, en door wonderen wordt liefde geuit (11)
- Verlenen kracht aan de ontvanger (16) enz
Voor mij was dat interview verfrissend om te horen. Het ego vindt dit ook een bruikbare ontdekking en pakt, zoals gewoonlijk, stevig door en stelt direct dat ik een domme, schuldige egoïstische zondaar ben die dus absoluut geen vrede verdient. In plaats daarvan krijg ik de hel die ik verdien; het geloof en de ervaring van afgescheidenheid. Toch worden die beschuldigingen door het ego een beetje sleets en zijn werkwijzen voorspelbaar. Het ego is dol op absurde keuzes. Als ik in zijn ogen teveel kies voor het najagen van eigen vrede dan noemt het me fout en zondig en jut me op om me op die ander te gaan richten. Dit kan dan doorslaan in het doen van goede daden, zogenaamd gericht om liefde te tonen voor mijn medemens maar heimelijk toch gericht om zelf de beloning hiervoor te ontvangen door verlichting te bereiken. De Cursus noemt in dit verband bijvoorbeeld de oude betekenis van vergeving. Hierbij vind je nog steeds dat de ander schuldig is maar je besluit het te bedekken met een zogenaamd liefdevolle glimlach om jezelf beter te voelen en goed te doen voorkomen.
Ik heb gemerkt dat het handig is om me af te vragen óf ik wel iets moet kiezen als me dit wordt ingefluisterd door het ego. Hierin word ik gesterkt door de Cursus. Prachtig in dit verband is Wonder-principe 9:
Wonderen zijn een soort uitwisseling. Zoals alle uitingen van liefde, die in de ware zin altijd wonderbaarlijk zijn, draait deze uitwisseling de natuurkundige wetten om. Ze brengen gever en ontvanger beiden meer liefde.
Door na te denken over zaken als egoïsme en altruïsme naderen we het hart van de non-duale visie, wijsheid en liefde van de Cursus. De wijsheid is: we zijn één Zoon van God. De Liefde is: God houdt van ons als een Vader en we mogen Zijn Liefde weer gaan herinneren als onze Bron door deze Liefde te laten stromen naar onze broeders en zusters. We kunnen hier over nadenken maar het is directer om de waarheid van de uitspraak “geven en ontvangen zijn in waarheid één” te gaan ervaren. Zolang we menen dat we vooral moeten focussen op vrede voor ons kleine zelf kunnen we opmerken dat dit leidt tot gevoelens van begrensdheid, wanhoop en eenzaamheid. Navelstaren en spiritueel hypochondrisme zijn niet zondig maar ze leiden ook niet echt tot de ervaring van stromende liefde. Ook leeglopen op het doen van “goede daden” voor anderen en afhankelijk zijn van hun dankbaarheid voelt uitputtend.
In The Way of Mastery staat: “I am loved, I am loving and I am lovable forever”. In mijn beleving vertaalt zich dit in: Ik mag weten dat Mijn Vader van me houdt, ik mag deze liefde laten stromen naar mijn broeders en daarmee ervaren dat we allemaal liefde zijn”. We hoeven niet bang te zijn voor onze egoïstische trekjes. Als we niet zouden geloven in het belang van ons kleine zelf dan zou de Cursus niet nodig zijn. Maar het is mogelijk wel eens verfrissend om ons te herinneren dat Jezus de discipelen op pad stuurde om anderen te helpen. Ook hij verrichtte (en verricht) wonderen voor mensen die meenden ziek, arm of schuldig te zijn. Deze gerichtheid is goed als tegenwicht voor iets teveel focus op het wel en wee van ons denkbeeldige, kleine zelf. We mogen leraren en wonderwerkers worden door Zijn Liefde te laten stromen naar onze broeders. Ik sluit graag af met deze mooie zin uit het Handboek voor leraren (H 1: 1-2):
De geschiktheid van een leraar van God “bestaat louter hierin: ergens, op een of andere manier, heeft hij een doelbewuste keuze gemaakt, waarbij hij zijn belangen niet los zag van die van iemand anders”.