“Hoe vergeef je nu precies?” Over deze vraag hadden we binnen de ECIW-Coach Facebook groep een fijn gesprek. Iemand bracht in dat je het juist niet kunt “doen”. Dit is een intrigerende opmerking. We weten immers ook dat als we gewoon maar door razen in de droom er niks verandert. Er is dan geen sprake van wakker worden. Maar tevens voelen we aan dat juist die doe-neiging ons zo in de weg kan zitten en ons gevangen houdt in ons geloof dat we echt afgescheiden zijn en dat er echt iets te doen valt. Wat dan?
Deze kwestie schoot me weer te binnen toen ik vanmorgen nadacht over iets wat ik in de krant heb gelezen. Middels electroden op een soort badmuts hebben onderzoekers een meditatiehelm gemaakt. Wat doet dit ding? Het geeft ons via een beeldscherm een terugkoppeling van de vredigheid van onze gedachten. We kunnen met onze ogen wilde vormen zien als we aan het voortrazen zijn en mooie golfjes als we goed meditatief bezig zijn. Het sleutelwoord bij deze vinding is “terugkoppeling”. Zolang we de gevolgen van onze gedachten niet letterlijk zien gaat alles gewoon door zoals gewoonlijk.
Vanmorgen werd ik wakker en mijn gedachten buitelden over elkaar en wat warrige gevoelens volgden deze gedachten op de voet. De vraag “wat moet ik doen” kwam naar boven, tegelijk met het besef dat ik juist meer gevangen zou raken in de illusie als ik deze impuls om te gaan “doen” zou volgen. Dus wat dan?
Voor mij ligt het antwoord in de richting van die biofeedback die ik hierboven beschreef aan de hand van de meditatiebadmuts. Gelukkig zijn we niet afhankelijk van zo’n techniek maar ze kan ons wel de weg wijzen. Biofeedback komt namelijk neer op een direct kunnen ervaren wat de gevolgen zijn van wat je aan het doen bent. En hier ligt een sleutel. Het blijkt mogelijk om te voelen wat het wakker worden van de doe-neiging met je doet. Dit vergt allereerst een bereidheid om te kijken, om dit fenomeen te onderzoeken. Ik zal het proberen te verduidelijken in de ik-vorm.
Na wakker worden merkte ik dus op dat er een soort algemene onrust en een gevoel van onbehagen was. Hierop volgde eerst een oordeel, deze situatie is niet oké, en hierdoor ook direct de neiging om iets te gaan doen. Bijvoorbeeld om te gaan vergeven om van de situatie af te komen. Direct voelde ik dat dit mijn gevoel van afgescheidenheid versterkte. Dit voelen vergde slechts een kleine bereidheid om op te letten, een weigering om in actie te komen. Er komt geen of nauwelijks denken aan te pas en het voelt meer als een pas op de plaats maken en opletten. Iedere kleine neiging om te gaan sleutelen aan m’n ongenoegen merkte ik op, en daarmee ook telkens de neiging om te verkrampen tot een klein en afgescheiden zelf.
In dat pauze moment, dat tijdstip t=0, dat heilige moment, valt de neiging te zien en te voelen om het spel van de ik-illusie te gaan spelen. De verborgen intentie van het spelen van dit spel is voelbaar: als ik oordeel en iets ga doen dan voel ik me als afgescheiden ikje echter. Het is een spelletje dat gespeeld kan worden (het spelletje: voel-me-ik) maar er is een keuze. Er is een keuze om met een zachte blik, met een milde glimlach, de neiging tot het geboren laten worden van een nepwereld te zien en deze niet te geloven. In dat heilige moment kan er gekeken worden met een heilige blik, een blik die groter is dan de ego-blik, dan mijn-blik. In deze heilige blik kan ik blijven rusten. Het is nog leuker om de heilige blik toe te staan te blijven kijken als je gewoon opstaat en de droom instapt.
Je kunt zien dat het ego steeds vraagt zijn spel serieus te nemen. Dat hoeft echter niet te gebeuren. Je komt broeders en zusters tegen die nog wel willen spelen, liefst met jou. En dan het wonderlijke. Je herkent in hun vergeetachtigheid of zelfs verbetenheid dezelfde verwarring die je zo goed kent van na t=0. Je ziet dat dit ego-spel van jou en van hen geen fijn spel is als je het te serieus neemt en je treedt hun spelletjes met dezelfde zachtheid tegemoet als die in jouw denkgeest. Wat zij doen, wat er gebeurt in de wereld, blijkt een verleiding te bevatten om als afgescheiden zelf te reageren. Maar deze betekenis hoef ik het niet te geven. Ik mag in plaats hiervan kiezen voor de helende blik, het wonder. En dan volgt, als vanzelf, een reactie naar “buiten”, naar de ander, naar de wereld, vanuit het heilige moment. Met het oplossen van geloof in vaste vormen en een vast ikje lijken deze uiteen te vallen en energie vrij te geven. Een soort liefdesenergie, warmte, tederheid. Deze is beschikbaar, voor jezelf, voor de ander, voor de wereld. De vormen op zich zijn onschuldig en je mag ze zelfs maken en in liefde uitdelen aan ieder die ze nodig heeft. Om de liefde die we zijn, de liefde van de Vader, te tonen. Om te delen in blijdschap en vreugde. Dankbaar.
Les 350
Wonderen weerspiegelen Gods eeuwige Liefde.
Ze aanbieden is zich Hem herinneren. En de wereld verlossen door de herinnering van Hem. Wat we vergeven, wordt een deel van ons, zoals wij onszelf zien. De Zoon van God verenigt alles in zich, zoals U hem geschapen hebt. De herinnering van U hangt af van zijn vergeving. Wat hij is wordt niet beïnvloed door zijn gedachten. Maar wat hij ziet is het directe resultaat daarvan. Daarom, mijn Vader, wil ik me tot U wenden. Alleen de herinnering van U zal me bevrijden. En alleen mijn vergeving leert me om de herinnering van U tot mij terug te doen keren en die in dankbaarheid aan de wereld te schenken.
En terwijl we de wonderen van Hem verzamelen, zullen we inderdaad dankbaar zijn. Want wanneer we ons Hem herinneren, zal Zijn Zoon ons worden teruggegeven in de werkelijkheid van de Liefde.