Met de Cursus in ons hand leren we stapje voor stapje dat ons zelf niet bedreigd kan worden. Dit is al een hele klus. We moeten leren dat anderen ons niet aan kunnen vallen. Hetzelfde geldt voor financiële problemen, ziekte en uiteindelijk zelfs de dood. Het kan lijken dat we hier flinke stappen in zetten en dat geloof blijft vooral fier overeind als er niet zoveel aan de hand is. Met mooi weer, in goede gezondheid en met een beetje geld op de bank kunnen we alle bedreigingen af doen als illusoir. Het wordt lastiger als de problemen ons boven het hoofd lijken te groeien en als we ervaren dat we de situatie echt niet meer kunnen controleren. Acht jaar geleden kreeg ik grote epileptische aanvallen en bleek er een tumor in m’n hersenen te zitten. Het “ik ben niet dit lichaam” klinkt dan fantastisch maar op zo’n moment staat Hein met de zeis glimlachend naar je theorietje te kijken en ervaar je doodsangst. Gelukkig was het gezwel goedaardig en dan zeggen we dat het goed is afgelopen; ofwel m’n lichaam kon nog wat jaartjes mee.
Een andere angst, die vermoedelijk elke ouder herkent, betreft de gezondheid en het welbevinden van je kinderen. Natuurlijk leef je ook mee met je partner, als je die hebt. Vanmorgen moest m’n vrouw bijvoorbeeld op pad met een buitenlandse collega in haar auto door de sneeuw. Dat vindt ze spannend, weet ik, en ik lig me plaatsvervangend zorgen te maken, kijk op sneeuwradar en geef haar goedbedoeld maar waarschijnlijk overbodig advies. Maar dan je kinderen. Vorig jaar moest mijn oudste dochter een grote operatie ondergaan. Je houd je flink maar als je je kind in zo’n ziekenhuisbed ziet liggen moet je stevig slikken. Of m’n middelste dochter die als student naar Cambodja gaat en dan opgewekt vertelt hoe ze met een vriendin en twee aardige mannen op brommertjes een tocht door de bergen heeft gemaakt. Wie zijn die gozers? Wat had er wel niet kunnen gebeuren en hoe kan ik als er iets gebeurt haar nog helpen zo ver van hier? Maar ook zogenaamd kleine zaken. Vannacht zag ik om één uur nog het licht branden op de kamer van m’n jongste. Een paar uurtjes slaap. Dat vermoeide koppie vanmorgen, de opdracht voor Nederlands is nog niet af en dan zie ik haar op haar fietsje vertrekken om 7km naar school te gaan glibberen door de sneeuw. Vorig jaar was ze hard gevallen.
Het sleutelwoord voor het ego in al m’n voorbeelden is “machteloosheid”. Zolang het allemaal nog redelijk goed gaat of als we menen tenminste nog enige controle te hebben gaat het nog. Maar bij vermeende totale machteloosheid worden we getroffen door ons eigen geloof in slachtofferschap. We voelen ons slachtoffer van omstandigheden waar we niet om gevraagd hebben (zie les 31 van gisteren). Met angstige ogen zie ik drie kwetsbare dochters die gevaar lopen en waar ik niks voor kan doen. Mijn geloof in afscheiding viert hoogtij. Dít is waar het ego me precies wil hebben; Simon voelt zich een machteloos slachtoffer van de wereld die hij meent te zien.
Vandaag les 32: Ik heb de wereld die ik zie bedacht. Even voelt het ego nattigheid maar het is zo slim. Het beweert nu dat ik dezelfde truc moet uithalen die enigszins werkt als ik naar ellende op het journaal kijk. Het adviseert me om zo hard mogelijk te roepen dat alles een droom is, dat er geen anderen bestaan. En m’n eigen dochters? Nu geen onderscheid maken, roept het ego wreed, die bestaan ook niet! Het gaat om jouw perceptie Simon, jouw innerlijke vrede! Zweef maar lekker weg van het slagveld. Maar wat gebeurt er volgens deze ego 2.0 aanpak? Het probeert me te verleiden tot een versie van ego-onkwetsbaarheid en geloof in een geïsoleerd zelf dat niet bedreigd kan worden. Het toppunt van dualiteit, arrogantie en miskennen van onze ware identiteit als liefde. Dus NEE!!!! Niet mezelf willen afschermen van angst en pijn en me terugtrekken in een bunker hoog op de berg. Opnieuw kijken, met Zijn blik.
Weer kijk ik naar mijn dochters en naar hun vermeende kwetsbaarheid. Ik wend me niet af van mijn angst maar ga er naar toe tot ik de pijn in mijn hart voel. Laat die rauwheid er maar zijn en ik merk dat ik hierin mijn eigen kwetsbaarheid en machteloosheid ervaar. Maar dan neem ik geen afstand maar nodig ik de Heilige Geest uit of vraag ik Jezus om zijn arm om me heen te slaan en samen met mij te kijken. Dan kom ik steeds dichter bij en vindt er verbinding plaats vanuit mijn hart met hun hart. Ik voel liefde stromen en er is een zo teder contact waarin ik hun hand pak en lach door mijn tranen heen. Geen afstand maar een onverbrekelijke band, een heilig ogenblik. Met deze blik wil ik kijken, niet alleen naar mijn partner, dochter en dierbaren maar naar alles en iedereen. En zo neem ik een voorschot op de lessen van morgen en overmorgen.
Er is een andere manier om naar de wereld te kijken (33) en ik zou in plaats hiervan vrede kunnen zien (34). We worden gedragen door de liefde van God. Dankbaar.