Twintig dagen lang dezelfde titel in de herhalingslessen:
Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Want ik blijf wat ik ben zo schiep God mij.
Kennelijk weet Jezus hoe hardleers we zijn en hoezeer we geloven dat we wél een lichaam zijn. Met “lichaam” kunnen we in eerste instantie aan ons fysieke lichaam denken. Dat wat we iedere ochtend in de spiegel zien. We zeggen zo makkelijk dingen als “ik word oud” of “ik ben wat dikker geworden”. Het eerste stapje in het loslaten van de identificatie met het lichaam is niet zo moeilijk om te zetten. Al snel klinken dan zinnen als: ik ben geen lichaam maar ik heb een lichaam.
Bij de volgende stap kijken we verder dan dat fysieke lichaam en raakt het inzicht ook onze gevoelens: ik ben niet bang maar er is angst die ik kan waarnemen, waar ik me bewust van kan zijn. En iets wat je kunt waarnemen kun je per definitie niet zien: er is dan immers een subject (de waarnemer die je bent) en een object, dat wat waargenomen wordt. Dat object kan een fysiek lichaam zijn, gevoelens en zelfs gedachten. Ook gedachten worden waargenomen en kunnen dus niet zijn wat jij ten diepste bent. We mogen de werkboekles dus heel breed trekken: ik ben niet een fysiek lichaam, noch een emotioneel lichaam, noch de gedachten die zo rondrazen in het hoofd.
Wat er gebeurt is een soort achteruit lopen. “Je” neemt steeds meer afstand tot wat zich voort lijkt te doen in bewustzijn. Je distantieert je als het ware van alles wat zich in deze wereld voortdoet, inclusief de sensaties van je lichaam, je gevoelens en gedachten. Enthousiast roep je dat niets je meer kan raken en dat je boven het slagveld zweeft. Het maakt je niks meer uit wat anderen van je vinden. Het valt me op dat broeders en zusters die vanuit deze gedissocieerde toestand leven zich soms totaal onaangepast kunnen gedragen. Dit is een oordeel, ik weet het, en niet meer dan mijn interpretatie van hun gedrag. Maar losgeslagen zijn is totaal wat anders dan innig verbonden zijn met je medemens en dit is ook zonder morele veroordeling duidelijk voelbaar in het contact met deze, totaal schuldloze, “verstandelijk verlichte” medemensen.
Het achteruitlopen en toezien op lichaam, gevoelens en gedachten kan behulpzaam zijn om enige ruimte te creëren. Het eindeloos vergroten van deze ruimte totdat “je” als verloren en losgeslagen astronaut ergens ver weg in de ruimte zweeft is echter geen realisatie, geen verzoening. Ik duid het graag aan met de term “doorgeslagen non-dualisme” en dit is in feite het toppunt van dualisme: een keihard puntje in een oneindige ruimte. Er mist nu iets in die ruimte die gecreëerd werd door achteruit te lopen. Er is uitsluitend gefocust op: “ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij”. Er staat echter iets achter: “Want ik blijf wat ik ben zo schiep God mij”. Je bent niet alleen waarheid maar ook liefde. Niet alleen verstand maar ook hart, in overdrachtelijke betekenis. Prima om met het verstand ruimte te maken maar verzet je niet tegen het binnenstromen van de liefde die je bent. Je bent de Zoon van de Vader, verbinding zoekend, liefdevol.
En dat voelt anders, totaal anders, niet alleen voor “jezelf” maar ook voor de mensen die op je pad gebracht worden. Van “binnenuit” merk je dat je niet een hard ikje bent dat naar buiten zit te loeren. Je merkt dat dit kleine zelf zacht wordt overgenomen door een liefdevolle Kracht die mysterieus is, maar vertrouwd. Je begint gevoel te krijgen voor die grote Wil en er groeit ware bescheidenheid omdat je merkt dat er 0% eigen verdienste aan te pas komt. Er vindt een shift plaats van “mijn wil geschiede” naar “Uw Wil geschiede”. En ja, ook dan kan je gedrag vreemd overkomen op je broeders. Maar onder dat “onaangepaste” gedrag is een liefdevolle intentie voelbaar en geen kille, harde afstandelijkheid.
Ik moet het bij mezelf houden en begeef me op glad ijs wanneer ik het heb over hoe je overkomt op anderen. Maar herken je het lieve lezer, herken je het voor jezelf? Er is een hemelsbreed verschil tussen duale dissociatie en non-duale liefdevolle en mysterieuze verbondenheid in eenheid. Het “ikje” dat mag doen en zich gedragen zoals het wil is een lofzang van het ego en gebaseerd op geloof in afscheiding. Het is niet moreel fout maar eerder triest, koud en eenzaam. “Vrij zijn” is het einde van geloof in dualiteit; het onderkennen dat jouw willetje een schijn-wil is en dat er geen grotere geluk bestaat dan het steeds dieper binnenkomen van het inzicht dat je echte Wil hetzelfde is als Zijn Wil. Daarin ligt echte vrijheid. Het is een mysterieuze paradox: totale vrijheid in het besef van totale verbondenheid en eenheid. We mogen 100% liefde geven om te beseffen dat we 100% liefde zijn.