Met wortel en al (deel 3)

In onze zoektocht naar de wortels van onze pijn en lijden hadden we het gisteren over het onvoorstelbare verschil tussen onze droomidentiteit (afgescheiden, begrensd, levend in tijd en ruimte) en onze werkelijke Identiteit (onbegrensde liefde die niets te maken heeft met tijd en ruimte). We kunnen proberen ons voor te stellen hoe het zou zijn om te leven vanuit onze werkelijke Identiteit maar ons droom-voorstellingsvermogen schiet hierbij tekort. Zodra we bijvoorbeeld spreken over “mijn ware Identiteit”  dan kunnen we heel stoer Identiteit met een hoofdletter I schrijven, als aanduiding van die onbegrensdheid, maar door er het bezittelijk voornaamwoord “mijn” voor te zetten geven we direct te kennen dat we de plank misgeslagen hebben. Dat “mijn” suggereert wederom een afgescheidenheid die juist niet echt is.

Dan toch die poging tot uitleg in ECIW over het schijnbare ontstaan van onze nep-identiteit, het geloof in een afgescheiden en lichamelijk ikje. Jezus zegt dat er in die oneindige en mysterieuze denkgeest die we werkelijk zijn een nietig dwaas ideetje opkwam: “hoe zou het zijn om begrensd te zijn, afgescheiden van de Vader, afgescheiden van de mysterieuze eenheid die ik werkelijk ben?”. Het is een belachelijk idee wat onmogelijk is. Er worden dikwijls gelijkenissen gebruikt om de onzinnigheid van deze poging uit te leggen. Kan een zonnestraal zich afscheiden van de zon? Kan een golf bestaan los van de oceaan? En dus in ECIW-termen: kan de Zoon bestaan los van de Vader?

Er is maar één antwoord mogelijk: nee. Het kan gewoonweg niet. We zijn onlosmakelijk verbonden met onze Schepper, we zijn als het ware van het zelfde Goddelijke materiaal als Hijzelf. Daarom legt Jezus in ECIW uit dat de vraag “hoe kon de afscheiding gebeuren?” geen valide vraag is. De afscheiding is immers niet gebeurd, het is niet mogelijk. Toch hebben wij in de droomstaat heel sterk de indruk dat de afscheiding wél heeft plaatsgevonden en dat we ons best moeten doen om de eenheid te herstellen. Hoe kan dit?

Er is maar één manier waarop wij dat vreemde spel van afscheiding dat we even wilden spelen vanuit onze oneindige Identiteit, geloofwaardig konden maken voor onszelf. We moesten de onzinnige gedachte van de afscheiding serieus nemen, we moesten vergeten te lachen om de onmogelijkheid ervan. Daarom lijkt het nu allemaal zo echt voor ons. We zijn ons niet langer bewust dat we onszelf willen foppen. Onze echte Goddelijke Wil is hetzelfde als die van onze Vader: we willen scheppen, de wonderlijke eenheid nog verder uitbreiden door onze altijd gevende liefde, onze ware aard, te laten stromen. Maar in een ondeelbaar klein moment kozen we ervoor om deze ware Wil even te vergeten. We wilden ons afgescheiden wanen van onze bron, we wilden weten hoe het zou zijn om op eigen beentjes te staan, een eigen nep-wil te hebben.

Tegelijk met het ontstaan van die onmogelijke grap, de ervaring om los te kunnen staan van onze Schepper, bedachten we de manier waarop we dat schijnbaar voor elkaar konden krijgen. In één klap, een soort big bang, fantaseerden we tijd en ruimte. Nu hebben we eindelijk de (schijnbare) grenzen die we wilden ervaren: een lichaam (fysiek-, gevoels-, mentaal-, spiritueel-lichaam) afgescheiden van een nep-buitenwereld en nep-anderen dat zich beweegt in nep-tijd. Om het zo echt mogelijk te laten voelen kozen we vrijwillig voor vergeetachtigheid. Het zogenaamd echte gevoel van afscheiding werkt niet als we weten dat we onszelf voor de gek houden. Vergelijk het verschil tussen onze dagdromen (fantasieën) en onze nachtdromen.  Die nachtdromen lijken zo echt juist omdat we niet beseffen dat we dromen.

Hoewel het onmogelijke niet kan plaatsvinden (zie beelden van zonnestralen en golven) denken we dat we het toch voor elkaar hebben gekregen, mede door onze zelf verkozen vergeetachtigheid. We denken dat we het echt geflikt hebben: we staan los van onze Schepper, los van God, los van de Vader. Onze rebellie lijkt gelukt en we zijn tegelijkertijd trots maar hebben onbewust het gevoel dat we onze Vader in de steek hebben gelaten, bedrogen hebben. We menen als het ware dat we iets van zijn Goddelijke licht hebben kunnen pikken en voor onszelf houden. Dit is de oerzonde, de oerschuld waar boeken als de Bijbel over spreken. Uit bovenstaand stukje blijkt dat ze onwerkelijk zijn, want het onmogelijke is niet gebeurd. Maar diep in ons onderbewustzijn sluimert ze wel degelijk.

Later meer over deze vermeende schuld en de manier waarop we de afscheiding zo echt mogelijk voor onszelf maken.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s