De meeste van ons kennen wel de verhalen over wonderen uit de Bijbel. Jezus verandert hierin water in wijn, hij geneest melaatsen en blinden, hij breekt een broodje en wat vissen in duizend stukjes, loopt over water en staat tenslotte met een tastbaar lichaam op uit de dood. De neiging kan bestaan om dit af te doen als fabeltjes, zaken die niet echt gebeurd zijn en waar het ook helemaal niet om gaat. Wonderen behoren immers tot het gebied van de denkgeest, zeggen we dan. Het gaat om het genezen van onze perceptie. Dus als rampspoed en ziekte ons overkomen zien wij het als ons hoogste doel om hierin onze innerlijke vrede te herstellen. Je hoort dan zinnen als: “we hebben geen invloed op wát ons overkomt maar wel op hoe we hierop reageren”. Er is ook een spiritueel klinkende variant: “wat ons overkomt is het gevolg van onze collectieve projectie en die verander je niet zomaar in je eentje”.
Ik merk grote aarzeling bij mezelf om over dit onderwerp te schrijven maar zie dit als teken van de angst voor de consequenties van “fysieke wonderen”. Natuurlijk zie ik de levensgrote valkuil van het verschuiven van de aandacht van de denkgeest naar de fysieke wereld. De hele Cursus is er juist op gericht om ons te onderwijzen dat de wereld die wij menen te zien illusoir is en dat alleen de niet materiele Schepping van God werkelijk is. Dit onderschrijf ik helemaal. Maar vandaag ondervond ik weer dat wonderlijke fenomeen dat ik wakker werd, nadacht over de kwestie van wonderlijke gebeurtenissen in het fysieke domein en de sterke ingeving kreeg de Werkboekles van vandaag te lezen (163). Hierin staat: Er is geen dood. De Zoon van God is vrij.
Natuurlijk zie ik dat dit geen pleidooi is om te gaan geloven in het nut van een fysiek lichaam dat tot in de eeuwigheid zou moeten gaan rondwandelen. Het klopt dat wonderen niet als doel hebben om voor ons plezierige fysieke verschijnselen teweeg te brengen. Toch denk ik dat we uit angst doorgeschoten zijn in onze ontkenning van de mogelijkheid van wonderlijke genezingen in het fysieke domein. En ja, ja; geen paniek, ik weet dat alleen de denkgeest genezing behoeft en dat een lichaam neutraal is en niet ziek kan zijn. Dus het woord ‘genezing’ kan ik beter niet koppelen aan dat lichaam. Het woord “effect” of “getuigenis” omschrijft het beter. Nu getuigt ons zieke lichaam van schuld en van een ongenezen denkgeest. Als Zoon van God willen we onszelf aanvallen via een ziek lichaam om hiermee zogenaamd te bewijzen dat we sterfelijk zijn, afgescheiden, lichamelijk. Dit bijgeloof dien genezen te worden.
Maar dan schiet bij ons de angst erin en worden we bang voor de getuige die het tegendeel zal laten zien van de zogenaamde macht van het fysieke of van de zogenaamde macht van een collectieve denkgeest. In de Bijbel deinsde Jezus allerminst terug voor dit soort getuigenissen, zoals ik hierboven beschreef. Bij zijn fysieke “genezingen” zei hij eerst: “je zonden zijn je vergeven”. Hij sprak hier niet over het kwijtschelden van echte morele schuld. Hij zei, in Cursus-termen: “je gelooft in afscheiding en in de macht van je eigen fysieke projectie. Je komt nu tot mij, de vertegenwoordiger van de scheppende kracht van liefde. Je toont nu bereidwilligheid en vertrouwen. Nu kan ik je de macht van onze gezamenlijke denkgeest tonen”. En doordat deze broeder zich niet langer liet leiden door zijn geloof in afgescheidenheid maar door de kracht van liefde, kon de kracht van deze liefde zich manifesteren tot in het fysieke domein!
Wat een vreugde! Wat een bewijs voor de onmacht van de ellende in de fysieke wereld, voor de onmacht van de het collectieve geloof van de sceptische mensenmassa die eromheen stond! En natuurlijk was het lichamelijk effect geen doel op zich maar wél het glorieuze bewijs van de werkelijkheid van Gods Schepping en van de scheppende kracht van liefde. Jezus’ kruisiging en opstanding vormden de klap op de vuurpijl, the Masterpiece van alles wat hij zijn hele bediening had onderwezen: dood je hebt geen macht. Paulus zou het later uitjubelen: “dood, waar is je prikkel?”.
Werkboekles 163 gaat over ons geloof in de op-z’n-kop staande wereld. Onze aanbidding van de dood:
De dood is een gedachte die vele vormen aanneemt, vaak niet als zodanig herkend. Ze kan verschijnen als droefheid, angst, verontrusting of twijfel, als woede, ongelovigheid en gebrek aan vertrouwen, als bekommernis om lichamen, afgunst, en als alle vormen waarin de wens te zijn wat jij niet bent, jou kan komen verleiden. Al zulke gedachten zijn slechts de weerspiegeling van de aanbidding van de dood als verlosser en schenker van bevrijding.
En nogmaals, en hopelijk ten overvloede: dit is geen oproep om van wonderlijke fysieke gebeurtenissen ons doel te maken, daar gaat het (juist!) niet om. Maar het is wél een oproep om ons lichaam en de wereld hun plaats terug te geven als neutraal communicatiemiddel dat we mogen gebruiken om, net zoals Jezus in de Bijbel, de macht van de genezen denkgeest te vieren en te tonen aan onze broeders. En laat ik me hierin niet voor willen doen als iemand die dit allemaal heeft gerealiseerd. Ik onderken mijn diepgewortelde geloof in de macht van de dood en dat ik hierin nog steeds genezing nodig heb. Maar als ik besef dat de verhalen uit de Bijbel een getrouw getuigenis vormen dan jubelt mijn hart over de waarheid en liefde van de Schepping. Mijn foutieve wereldbeeld wankelt en hoop gloort in mijn hart, met Hem.
Onze Vader, zegen onze ogen vandaag. Wij zijn Uw boodschappers en we willen naar de schitterende weerspiegeling van Uw Liefde kijken die in alles straalt. Wij leven en bewegen in U alleen. Wij zijn niet gescheiden van Uw eeuwige leven. Er is geen dood, want dood is niet Uw Wil. En wij vertoeven waar U ons hebt geplaatst, in het leven dat wij delen met U en met al wat leeft, om voor eeuwig zoals U en deel van U te zijn. Wij aanvaarden Uw Gedachten als de onze, en onze wil is eeuwig één met die van U. Amen.
Dankje, dit was een onderdeel in de cursus waar ik moeite mee had, ziekte en dood. Ik ken mensen die ziek zijn waar ik veel om geef en ik kan en wil niet oordelen over hen. Zo van: ze geloven in afscheiding. Alle mensen zijn één lichaam, het lichaam van Christus, Gods Zoon. Als één deel ervan lijdt, lijden allen. Vergelijk het met het stoten van je kleine teentje; je hele wezen lijdt dan. En als één van mijn lichaamsdelen besluit er niet bij (te willen) horen, dan blokkeert dat de hele stroom en wordt mijn hele wezen er ziek van. Hoe meer mensen zich weer verbonden weten, hoe meer de mensheid geneest.
LikeLike