Als je goed naar binnen kijkt kun je ontdekken dat dit de kwestie is van veel wat ons bezig houdt: Ik lig wakker en ik wil slapen, Ik voel me nu ellendig en wil me door ECIW beter voelen, Ik wil die 1,5 meter niet, Ik wil geen 5G, Ik wil dat iedereen zich aansluit tegen discriminatie, Ik wil, ik wil etc. Zoals het nu is, zoals ik me nu voel; dat wil ik niet, het is niet mijn wens, ik heb er niet voor gekozen, het overkomt me ongevraagd. Wees heel eerlijk hierin en onderzoek of het klopt. Het voelt alsof je in een situatie zit die je niet wilt. ECIW noemt dit slachtofferschap en stelt in WB 31 “ik ben niet het slachtoffer van de wereld die ik zie”. En in de les hierna is het helemaal schrikken geblazen: “Ik heb de wereld die ik zie bedacht”.
Als we dit zo lezen dan kan ons gevoel van slachtofferschap naadloos overgaan in dat van zelfverwijt: waarom ben ik zo stom om mezelf dit aan te doen? Niet bepaald een vooruitgang. Zowel het gevoel van slachtofferschap als dat van zelfverwijt dienen stiekem een gemeenschappelijk doel: we willen ons afgescheiden voelen. Of dit nu als slachtoffer of als dader is; dat doet er niet toe. Allebei is prima voor dit ene doel: de afscheiding zo echt mogelijk laten voelen.
We kiezen voor het ervaren van bedreiging of zelfbeschuldiging, hoewel we niet weten dat we dit doen. Dit doen we vanuit onze ware Identiteit als Zoon van God. Wij als Zoon van God, als Liefde, als tijdloos en onbegrensd wezen willen weten hoe het is om ons klein, kwetsbaar en schuldig te voelen. Daartoe projecteren we een vijandige wereld, een kwetsbaar lichaam, ellende, ziekte en de dood. Het slaat nergens op, maar dit is wat we willen ervaren. Onze eigenlijke rol, mede-scheppen met de Vader, uitbreiding van liefde, willen we even vergeten.
Hoe kunnen we weer wakker worden? We hoeven ellende en eigen lichaam niet te ontkennen, want daarmee zouden we de macht van onze eigen projecterende denkgeest ontkennen. Er is een verandering van standpunt nodig. We moeten niet langer willen kijken vanuit de ogen van dat illusoire zelf. Dat ikje, dat denkt nu vol aan de bak te moeten om “Het” te bereiken. Maar we zijn Het al. We moeten alleen stoppen met het geloven van de grenzen die we hebben bedacht. De grenzen tussen de Vader en ons-Zelf en de grenzen tussen de Kinderen van God onderling. We mogen ons openen voor het verlangen naar de liefde die we zijn door vanuit een andere Bron te kijken. Vanuit de liefde die we zijn, door de ogen van Christus. Het staat zo mooi in de Werkboekles van vandaag (181):
Wanneer dit alles is wat we verlangen te zien, wanneer dit alles is wat we zoeken in de naam van werkelijke waarneming, dan zijn de ogen van Christus onvermijdelijk de onze. En de Liefde die Hij voor ons voelt, zal eveneens de onze zijn. Dit zal het enige worden dat we in de wereld en onszelf weerspiegeld zien.
We kunnen wakker worden door geen afscheiding meer te willen en onze verslaving aan oordelen op te geven. Die echte Wil van ons is nooit weggeweest, we zijn deze alleen maar vergeten. Het gave is dat ons doel, herinneren dat we liefde zijn, direct ons middel is: liefde laten stromen door te stoppen met oordelen en met vechten en ons in plaats hiervan te openen voor Zijn Kracht.
De wereld die eens onze zonden verkondigde, wordt het bewijs dat we zondeloos zijn. En onze liefde voor ieder die we zien getuigt dat wij ons het heilige Zelf herinneren dat geen zonde kent en zich nooit iets zou kunnen indenken dat niet Zijn zondeloosheid deelt. Deze herinnering zoeken we wanneer we onze aandacht vandaag op onze oefening richten. We kijken noch vooruit, noch achterom. We kijken recht in het heden. En we schenken ons vertrouwen aan de ervaring waar we nu om vragen. Onze zondeloosheid is slechts de Wil van God. Dit ogenblik is ons willen één met het Zijne.
Dus laten we anders aankijken tegen de ellende die ons lijkt te overkomen. We zijn als Zoon van God wat in de war door onze eigen beelden van afgescheidenheid te geloven. Wat gebeurt er als ik dit niet doe? Hoe voelt het als ik niet oordeel? Ik vertrouw mijn broeders want zij zijn één met mij. Hé, dit voelt zachter. Laat ik me overgeven aan deze zachtheid en eens kijken wat er gebeurt. Durf ik me open te stellen voor deze zachte kracht? Wat merk ik? Nu is mijn willen één met Zijn Wil!