Over kleine irritaties en schuldprojecties: plastic in de soep.

Ik las een blog van een zuster die schreef over chronische pijn. Ze verwoordde een kwestie waar we allemaal tegenaan lopen als cursusstudenten. Waarom verdwijnt de pijn niet? Wat moet ik nog vergeven om van deze pijn te worden verlost? Onder deze vragen klinkt een andere vraag door. Wat doe ik nu toch nog verkeerd?  Vandaag las ik de bekende werkboekles 199: Ik ben niet dit lichaam. Ik ben vrij. In de eerste alinea las ik:

De denkgeest kan worden bevrijd wanneer die zichzelf niet langer als in een lichaam ziet, hecht daaraan gebonden en door de aanwezigheid ervan beschut.

Dat is een prachtige belofte maar deze zet me wel aan het denken. Want wanneer “ben je zo ver” dat je jezelf niet langer als een lichaam ziet? Jezus laat me niet hiernaar raden maar geeft direct in de tweede alinea het antwoord:

De denkgeest die de Heilige Geest dient is in alle opzichten voor eeuwig onbegrensd, verheven boven de wetten van tijd en ruimte, niet gebonden aan enig vooroordeel, en vol van de kracht en de macht alles te doen wat hem wordt gevraagd. Aanvalsgedachten kunnen in zo ‘n denkgeest geen toegang vinden, omdat hij aan de Bron van liefde is gegeven, en angst kan nooit doordringen in een denkgeest die zichzelf aan liefde verbonden heeft. Hij rust in God. En wie kan bang zijn, als hij in onschuld leeft en louter liefheeft?

Mijn gedachten gaan terug naar afgelopen donderdagavond. Mijn vrouw en ik trakteerden onszelf op een etentje op de laatste dag van een korte vakantie in eigen land. We vonden een gezellig restaurant met een mooi plaatsje op het terras waarbij we nog konden genieten van het voorjaarszonnetje. De bediening verliep wat knullig en leek weinig gestructureerd. Zo duurde het een tijdje voordat we de lepels mochten ontvangen die we toch echt nodig hadden voor onze mosterdsoep. Maar afijn, we maakten ons niet druk. Ook niet toen ik in mijn soepkom een stuk geel plastic aantrof. Natuurlijk wel even melden in het belang van eventuele andere soep-eters, maar we bleven goedgemutst en bestelden bij het hoofdgerecht een lekker glaasje wijn en een glas water. De wijnfles werd getoond maar het werd zoeken naar de kurkentrekker. Maakt niet uit. “Het water komt eraan meneer!”. Dus niet. Dus halverwege de maaltijd nog maar eens gevraagd. “Natuurlijk meneer, komt eraan”. Dus niet. En het was geeneens echt druk. Als we de maaltijd op hebben komt eindelijk iemand aanwandelen met een literfles water. Ik merk dat ik nu geïrriteerd ben en het kost me moeite om vriendelijk te blijven maar bedank nu wel voor de fles water. Mosterd na de maaltijd, hoe toepasselijk. We vragen de rekening en een ander meisje vraagt of alles naar wens was. Tja; plastic in de soep en een slecht georganiseerde bediening. Zo vriendelijk mogelijk geef ik aan dat er nog wel ruimte voor verbetering is.

Na zo’n gebeurtenis merk ik dat ik reageer volgens een soort tweetrapsraket. Eerst moet ik erkennen dat ik simpelweg boos ben ondanks mijn goedbedoelde pogingen om vriendelijk en opbouwend te blijven en de sfeer niet te verpesten. Ik moet dan denken aan de volgende alinea uit het handboek van leraren (Hfst 17):

Het is wellicht nuttig te onthouden dat niemand kwaad kan worden op een feit. Het is altijd een interpretatie die aanleiding geeft tot negatieve emoties, ongeacht hun ogenschijnlijke rechtvaardiging door wat feiten lijken te zijn. En eveneens ongeacht de intensiteit van de woede die werd opgewekt. Het kan gewoon een lichte irritatie zijn, wellicht te zwak om ook maar duidelijk te worden onderkend. Of het kan de vorm aannemen van intense razernij, vergezeld van gedachten over geweld, gefantaseerd of ogenschijnlijk uitgeleefd. Dat doet er niet toe. Al deze reacties zijn hetzelfde. Ze verdoezelen de waarheid en dat kan nooit een kwestie van gradatie zijn. Ofwel is de waarheid duidelijk zichtbaar, of ze is dat niet. Ze kan niet gedeeltelijk worden gezien. Wie zich niet bewust is van de waarheid, moet wel illusies aanschouwen.

In de fase daarna ben ik teleurgesteld over mijzelf. Waarom maak ik me nog steeds druk over zoiets onbenulligs als een matige bediening? Voel ik me niet serieus genomen en is dat nog steeds zo belangrijk voor mij? Dat is weer overduidelijk een staaltje van ego-dynamiek. Zucht. Leer ik het dan nooit? Zijn die oude karakterpatronen dan zo taai?

Terug naar het begin van deze blog waarin het eindpunt van onze weg werd geschetst. Is mijn denkgeest boven de wetten van tijd en ruimte verheven? Rust ik in God en heb ik louter lief? Is er geen ruimte meer in mijn denkgeest voor aanvalsgedachten? Helaas. Laat ik voor mezelf spreken maar ik ben vooral erg liefdevol als alles meezit. Het is (nog) niet anders. Mogelijk geldt dit ook voor jou, lezer van deze blog. Ik merk dat de vergevingslessen me weliswaar iets milder maken maar dat er nog vergevingswerk te doen is. Het feit dat we ons niet bewust zijn van actuele aanvalsgedachten wil niet zeggen dat we er 100% van bevrijd zijn. Het doet me denken aan de metafoor van de ijsberg. We zien slechts 10% van wat zich afspeelt in onze denkgeest maar de overige (nog ongenezen?) 90% bevindt zich onder water, onder de grens van ons bewustzijn.

Het is dus niet zo gek dat er nog steeds sprake is van ziekte, pijn en lijden. De identificatie met het lichaam is simpelweg nog te sterk. Er is nog sprake van (zelf-) beschuldiging  en een geloof in de werkelijkheid van de gebeurtenissen in de droom. Ik voel de bemoedigende hand van Jezus op mijn schouder als hij in de werkboekles spreekt over “oefenen”. Gewoon zo liefdevol en geduldig mogelijk voortgaan op deze weg. En goddank komt het niet op mijn eigen minuscule “kracht” aan. Slechts mijn bereidwilligheid is nodig. De bereidwilligheid om naar een zachte Stem te luisteren (WB 199, laatste alinea).

Jij bent Gods Zoon. Voor eeuwig leef jij in onsterfelijkheid. Wil jij je denkgeest hier niet naar terug doen keren? Oefen dan goed de gedachte die de Heilige Geest jou voor vandaag geeft. Jouw broeders zijn daarin samen met jou verlost, de wereld wordt samen met jou gezegend, Gods Zoon zal niet meer in tranen zijn, en de Hemel zegt dank voor de toename aan vreugde die jouw oefenen daar zelfs brengt. En God Zelf breidt Zijn Liefde en geluk uit, iedere keer dat jij zegt: Ik ben niet een lichaam. Ik ben vrij. Ik hoor de Stem die God gegeven heeft aan mij, en alleen hieraan zal mijn denkgeest gehoorzamen.

Advertentie

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s