
Zolang we nog totaal dromen zullen we menen dat we in een vijandige wereld rondlopen waarin ons van alles kan overkomen. De Cursus is bedoeld om ons te helpen om te ontwaken uit deze droom. Een basisgedachte uit de Cursus is dat er geen wereld buiten ons bestaat. Dit staat zo enorm haaks op onze diepste overtuiging dat we het in eerste instantie slechts als extreem idee even kunnen overwegen. Dat volstaat ook want de Cursus vraagt geen blind geloof in een vreemde theorie. Een klein beetje twijfel aan de ogenschijnlijke wereldorde is voldoende.
Na enig studeren beginnen we te leren om de projectie van de schuldige wereld terug te nemen. In tegenstelling tot wat onze zintuigen ons willen doen geloven komt er een beetje ruimte voor het inzicht dat we slechts zitten te kijken naar beelden in onze eigen denkgeest. Op dit moment begint het ego wat onrustig te worden. Het ziet dat er twijfel ontstaat over het bestaan van een ikje in een wereld waar van alles in gebeurt dat tegen onze zin is. Snel grijpt het ego naar een sterke strohalm: als de wereld niet meer iets is wat ons zomaar overkomt dan doe ik het me dus allemaal mezelf aan. Toch? Hier is toch geen speld tussen te krijgen?
We mogen de boom beoordelen aan haar vruchten. Want wat is de vrucht van bovenstaande conclusie van het ego? Juist: ik ben zelf schuldig aan alles wat me lijkt te overkomen. Ik doe het dus allemaal mezelf aan. Het gevolg hiervan is een gevoel van diepe schuld. Zodra we dus de schuld niet langer projecteren op een denkbeeldige wereld dan projecteren we die op een denkbeeldig (!) zelf. Dát is namelijk ook een prachtig resultaat voor het ego. Het gelooft nu dat het schuldig is aan eigen leed en dubbel schuldig omdat het hierin maar blijft volharden. We zijn echt van de regen in de drup gekomen. Maar houd moed. Dit is in feite een goed teken. Er zijn met mij veel studenten die ervan kunnen getuigen dat de zonde-schuld-angst driehoek erg heftig wordt als het ego in het nauw wordt gebracht. Zelfbeschuldiging, twijfel en hopeloosheid zijn zo heftig in deze donkere nacht van de ziel. Houdt het dan nooit op?
De wortel van deze onvrede zit hem in de lastige cirkelredenering: als er geen buitenwereld is dan ben ik dus zelf schuldig aan wat me overkomt. We lijken weliswaar een stapje verder gekomen dan ons geloof in een enge buitenwereld maar er is nog steeds sprake van schuldgevoel. Maar kijk eens even heel goed samen met mij naar die cirkelredenering. Zie je dat we nog steeds een vast geloof hechten aan “dat wat ons overkomt”. Doordat we stellig geloven dat dit “dat wat ons overkomt” écht is kunnen we veilig vast blijven houden aan de echtheid van dat “ons” wat nog steeds een écht afgescheiden persoontje blijft. Zie je de truc? We geloven in de echtheid van de projector terwijl we niet meer zo erg geloven in de film van de buitenwereld. We zitten niet langer meer totaal onwetend in de bioscoop maar hebben in de gaten dat alles wat we op het doek zien geprojecteerd wordt door dat licht achter in de zaal. Maar dan zeggen we dat de projector de echte schuldige is van de (toch wel beetje echte) film en we vragen ons af waarom die projector niet gewoon stopt met projecteren.
Ja, waarom klampen we ons toch nog een beetje vast aan de echtheid van ons lichaam en aan de ziekte en aan de angsten? Desnoods zijn we zelf maar de dader van deze nare ervaringen maar het is belangrijk voor ons dat de ervaringen serieus genomen blijven worden. Stiekem blijven we hopen op lichamelijke genezing. Hierover moeten we ons niet opnieuw schuldig gaan voelen maar kijk gewoon bewegingsloos baar de kern van dit geloof. Hecht gewoon nog maar even geloof aan het belang van een gezond en angstvrij lichaam maar onderken wél dat je dus hiermee nog steeds gelooft in zonde (afscheiding)-schuld en angst. Ontken niet je pijn en je wens om ervan af te komen, maar probeer eerlijk te kijken naar wat jouw geloof in de echtheid van al die pijn en angst voor je oplevert. Het lijkt te bewijzen dat je toch bestaat los van het Geheel, als speciaal persoontje dat nog steeds aan het roer staat en overal verantwoordelijk voor is. Kijk slechts en beweeg niet. Zie de diepst verborgen intentie; je wilt je onbewust afgescheiden blijven voelen uit angst voor overgave aan Liefde (je ware Zelf). Bid dan toch op deze oudejaarsdag het prachtige gebed met me mee waarin je de angst bij de liefde brengt en het roer uit handen geeft aan je diepste Zelf.
Les 361-365
Dit heilig ogenblik wil ik U geven.
Neemt U het in handen. Want U wil ik volgen,
in de zekerheid dat Uw leiding mij vrede geeft.
In ons dagelijks taalgebruik heeft generaliseren een negatieve klank. Zo moeten we bijvoorbeeld voorkomen dat we alles over één kam scheren. We moeten niet zwart-wit denken en de nuances blijven zoeken. De Cursus overstijgt alle tegenstellingen en is in feite ultiem radicaal. Iets hiervan klinkt door in het bekende eerste wonderprincipe:
We bereiken de laatste werkboeklessen. De les van vandaag (360) herinnert ons aan onze ware Identiteit: “Ik ben Uw Zoon, voor eeuwig precies zoals U mij geschapen hebt, want de Grote Stralen verblijven eeuwig stil en onverstoord in mij. Ik wil in stilte en in zekerheid naar ze reiken, want nergens anders kan zekerheid worden gevonden” Iets in me resoneert als ik deze woorden lees. Het ontroert en vervult me met een soort heimwee. De laatste zin van dit citaat laat zien welke houding ik het best kan aannemen; in stille zekerheid reiken naar de Grote Stralen, naar de Liefde. Dit wordt in de werkboeklessen hierna uitgewerkt in de vorm van een soort gebed dat we gedurende vijf dagen onveranderd mogen absorberen (361-365):
Ik houd de dingen graag zelf in de hand. Dit maakt samenwerken met anderen lastig zeker omdat ik snel vind dat het op mijn manier eigenlijk toch wel wat beter gaat. Misschien is “control freak” een iets te forse omschrijving maar ik zit er toch wel (erg) dicht tegen aan. Ik compenseer dit trekje gelukkig enigszins door m’n luiheid die me verhindert om echt alles zelf te willen doen. Het wordt vooral heel vervelend als ik me afhankelijk voel van anderen of instanties en op hen moet wachten voor iets. Voorbeelden zijn het wachten op de acceptatie door een hypotheekverstrekker voor ons nieuwe huis en nu, iets actueler, de uitspraak door het UWV over een WIA uitkering. Dit zijn processen die maanden duren en waarin ik me overgeleverd voel aan de genade van logge instanties. En omdat ik hier moeite mee heb kun je één ding al van te voren zien aankomen; alsof de duvel ermee speelt duurt het altijd veel langer dan gewenst voordat ik te horen krijg wat ik graag wil horen, namelijk dat ik me niet langer zorgen hoef te maken.

Gisteravond belde PostNL aan met slechts één doos wijn onder de arm in plaats van de bestelde twee dozen. “Hé, weet u zeker dat u maar één doos voor me heeft?” Jawel, de natgeregende bezorger wist het zeker en sprong weer snel in zijn bestelbus. Getverderrie, heb ik hier misschien een mailtje over gehad? Nee dus. Irritatie. Nou ja, dan zal ik morgenochtend maar even bellen en ik hoop maar dat het geen welles nietes discussie gaat worden want daar heb ik geen zin in maar gelukkig heb ik niks getekend (bezorgdheid = angst). Vervolgens komt daar, zoals zo vaak met enige vertraging, het besef dat ik me onevenredig druk maak om zoiets ‘kleins’. Dit gaat toch helemaal nergens over? Man, doe toch even rustig en verbeeld je toch niet van te voren allerlei dingen en rampscenario’s. Jeetje, dit slaat echt helemaal nergens meer op.

De woorden die de Cursus gebruikt om ons te helpen om te ontwaken uit de droom kunnen wat grotesk lijken en niet helemaal meer van deze tijd. Een paar voorbeelden hiervan zijn woorden als God, zonde en schuld. Zo ging het gisteren in werkboekles 341 over zondeloosheid: Ik kan slechts mijn eigen zondeloosheid aanvallen, en alleen die is het die mij geborgen houdt. Daar zie ik trouwens nog zo’n groot woord staan: “aanvallen”. Als we nog niet zo lang met de Cursus bezig zijn koppelen we in onze denkgeest deze grote woorden met gebeurtenissen die wij zelf ook “groot” noemen, als we er al überhaupt enige feeling mee hebben. Zonde en schuld worden op een grote hoop gegooid en ze komen pas in beeld als we menen dat anderen of wijzelf iets grondig verprutst hebben en daarmee flink wat leed hebben veroorzaakt. Bij een aanval denken we aan verkrachting en moord en in een wat later stadium wellicht ook aan een verbale aanval. Door deze koppeling van grote woorden aan grote gebeurtenissen beperken we de Cursus tot een klein deel van ons leven. Als we gevraagd worden naar voorbeelden komen deze zogenaamd grote kwesties het eerst in beeld. De enorme ruzie met de baas en het schuld gevoel omdat we wilden scheiden van een onmogelijke partner.