In het stukje “Nieuw Perspectief” schreef ik over de irritatie die ik soms voel als in Facebook discussies door sommige broeders en zusters steevast gereageerd wordt door aan de denkbeeldige vorm voorbij te gaan en direct te reageren met een Niveau I uitspraak in de trend van “alles is illusie dus maak je maar niet druk”. Zoals toen geschreven dien ik die projectie terug te nemen. Iets meer hierover.
Binnen onze droomwereld (Niveau II) menen we dat er leraren zijn die werkelijk het licht gezien hebben en mensen die menen het licht gezien te hebben en zichzelf aanprijzen als belangrijke leraar. We doen ons best om het onderscheid te maken tussen werkelijk verlichte mensen en losgeslagen dwazen. Als we zo’n ontspoorde broeder of zuster aangehoord hebben lukt het ons soms om op een Niveau II manier hen te vergeven. We kunnen bijvoorbeeld meewarig zwijgen en ervan uitgaan dat dit gewoon een beginfase is waar ze doorheen gaan. Zelfs als ze de waarheid nog niet geheel doorleven kan het hen wellicht helpen om deze te pas en te onpas uit te kramen. Laat ze maar gewoon hun ding doen, het komt wel goed met ze.
Toch is dit nog niet het terugnemen van de projectie wat onze eigenlijke les is in de omgang met leraren of vermeende leraren. Onze les bestaat primair uit het zien wat er gebeurt in onze denkgeest. Hierin zijn twee mogelijkheden: ervaren we liefde of neigen we naar oordeel en aanval? Zodra er een oordeel in onze denkgeest verschijnt kunnen we van één ding echt zeker zijn; wij vergissen ons. Hier moeten we heel oplettend zijn. Het kan namelijk heel goed zijn dat we vinden dat wat onze broeder zegt weinig hout snijdt. Of misschien snijdt het voor ons op dit moment wel teveel hout. Daar gaat het niet om. Waar het om gaat is of wij het oordeel koesteren over een denkbeeldige broeder om daarmee voor onszelf de afscheiding echt te maken. Dat vergt oplettendheid. Zelfs als we niet reageren of ogenschijnlijk mild reageren kan het vergif van het oordeel onze hele denkgeest zuur maken.
Tegen het herkennen en erkennen hiervan bestaat weerstand. Want zodra we de verzuring zien kunnen we ervoor kiezen om de afscheiding niet langer te koesteren. We voelen de neiging en de verharding vanbinnen en besluiten dat we hier genoeg van hebben. Dit is een bedreiging voor ons ego. Zo kan de meest verdwaasde zelfverklaarde leraar voor ons echt de beste leraar worden die we nu nodig hebben. We hoeven hem niet naar de mond te praten. De uitnodiging is om in hem onze heilige broeder te herkennen. Zolang we in iemand die we ontmoeten, hoe onontwikkeld / grof / minderwaardig /opgeblazen enzovoort deze ook op ons overkomt, niet onze broeder zien en onszelf herkennen hebben we te vergeven en te leren. We zien ons oordeel opkomen en ervaren wat dit met ons doet en besluiten dat we dit niet meer willen. Hier staat echt onze leraar die ons de zegen van God kan geven mits wij bereid zijn die zegen door ons heen naar hem te laten stromen. Dit is werkelijk van een anderen orde.
Mogen we dan helemaal niet reageren of corrigeren? Hiermee hebben we het over de vorm die door ons heen binnen de droom gemanifesteerd zal worden. Als we ons laten adviseren door het ego zal er een bekende vorm verschijnen. Het kan een keihard oordeel zijn, hoon, besmuikt lachen of opgekropte irritatie. Het frisse van de andere optie waarbij we ons laten adviseren door de Heilige Geest is dat we niet kunnen voorspellen hoe deze vorm eruit zal zien. Zodra we echter het gif van het oordeel uit onze bron hebben laten halen weten we dat we zuiver water zullen schenken. Hierin hebben we, heb ik, nog veel te leren.
WB 180 (170): Er schuilt geen wreedheid in God en evenmin in mij
God is louter Liefde, en dus ben ik dat ook.
Ik kan me soms wat irriteren als in Facebook-conversaties een broeder of zuster de gedachtewisseling onderbreekt door, liefst in halleluja stemming, te roepen dat iedereen zich om niks druk maakt omdat alles toch maar een droom is en dus niet echt. Zo’n gevoel van irritatie is altijd behulpzaam omdat er een les ligt te wachten. Die les is echter voor mij bedoeld en niet voor m’n lieve medestudent. Als ik boosheid ervaar dan koester ik onbewust een beeld dat ik niet los wil laten. Niemand kan mij irriteren maar ik kan er onbewust voor gekozen hebben om irritatie te willen ervaren. Er is onderzoek te doen en gisteren hielp de Heilige Geest me hier mee op bekende ludieke wijze. Eén van Zijn standaardgrappen de laatste tijd is dat Hij me laat zien wat er niet staat in de werkboeklessen. Gisteren was dat (177):
Vroeg in de middag rijd ik in de auto met mijn vrouw door Hoofddorp. Twee fietsers willen de staat oversteken en de voorste, een lange man, besluit dat ik hem maar voorrang moet geven. Hij ziet me aankomen maar wil niet remmen en rijdt langzaam maar dwingend alvast een stukje mijn rijbaan op. Er komt woede in me omhoog en ik weet dat hij uiteindelijk zal remmen als ik gewoon doorrijd. En dat doe ik dan ook. Terwijl ik langs hem rijdt roept hij me door het open raam nog een cynisch “en bedankt!” toe. Ik weet een ordinair gebaar nog net te onderdrukken en vervolg mijn weg.
In het Nieuwe Testament wordt over Jezus geschreven en in de Cursus wordt door Jezus gesproken. Dat is een verschil. Een groot verschil. Natuurlijk schreven de auteurs van de Bijbel vanuit inspiratie en hun woorden hebben miljoenen geïnspireerd. Maar de boodschap van liefde wordt helaas vertroebeld door uitingen van angst, schuld en zonde afkomstig vanuit geloof in afgescheidenheid. De auteurs luisteren, net als de discipelen en wij, naar de stem van het ego als we willen spreken over God. Dan treedt onherroepelijk projectie op. Als we geloven in eigen afgescheidenheid dan projecteren we vanuit de angst die hiermee gepaard gaat aanvalsgedachten op anderen. We menen dat God tegen ons is en slaan daarom net zoals Kain onze broeder Abel de hersens in. In deze nachtmerrie van afscheiding, zonde, schuld, angst en aanval projecteren we onze kenmerken van afgescheidenheid op God, op de Liefde die we zijn. Nu hebben we plotseling te maken met een God die net als ons ego gelooft in zonde, schuld, vergelding en wraak. Nu moet er bloed vloeien. Van offerdieren, van andere volken en uiteindelijk zogenaamd van het lam van God, Jezus.
Sinds enkele maanden ga ik soms op bezoek bij een oudere, wat eenzame man. Ik noem hem nu maar even Max. Max is goed opgeleid en behoorlijk taalvaardig. Maar hij is ook behoorlijk vergeetachtig. Verder heeft hij een fiks lichamelijk probleem waarvoor hij geopereerd moet worden. Toen ik kennis maakte met Max vertelde hij me wat hij zo rondom de komende operatie had meegemaakt in het ziekenhuis. Hij schetste een beeld van artsen die hem niet serieus namen en óver hem spraken in plaats van mét hem. Zo hadden ze niet aan hem zelf verteld over de zware operatie die hem te wachten stond maar had hij dat in de wandelgangen van het ziekenhuis moeten opvangen. Zijn specialist was zeer slecht voorbereid want deze beweerde dat Max al voor de derde keer op bezoek was terwijl Max 100% zeker wist dat het pas de tweede keer was.
Werkboekles 160 gaat over angst: Ik ben thuis. Angst is hier de vreemdeling. Als ik me hier een voorstelling van maak dan komt er een beeld naar boven waarbij iemand m’n huis binnendringt en ongewenst plaatsneemt op de bank. Deze duistere figuur doet alsof hij hier thuis is en verziekt de sfeer door zijn aanwezigheid. Toch is me dit beeld te beperkt, te zeer afgebakend. Natuurlijk ben ik wel eens bang voor een specifiek iets of voorval. Gewoonlijk is de angst die ik ervaar echter minder afgebakend en diffuser. Er is dan eerder sprake van een donkere sfeer, een vaag gevoel van onbehagen. Soms lukt het om middels wat onderzoek dan toch te komen tot een wat concretere aanleiding maar dikwijls ook niet.
De werkboekles van vandaag luidt: Ik ben een van de dienaren van God (154). Een les met een prachtige en diepe boodschap. In een eerste reactie bedenk ik zoiets van “ja, ja; ik doe m’n best!”. Dan lees ik dat het gaat over het zijn van een boodschapper. Ook dan is m’n begrip eerst oppervlakkig als ik meen dat ik ook andere broeders en zusters op het bestaan van de Cursus dien te wijzen. In feite sla ik met beide opvattingen de plank mis.