In ECIW legt Jezus uit dat de werkelijkheid die wij met onze zintuigen menen te zien een droom is. Hier volgt die beroemde passage uit het Tekstboek hfst 27 (VIII; 6):
Laten we de droom die hij heeft weggegeven teruggeven aan de dromer, die de droom ziet als iets los van hem dat hem is aangedaan. In de eeuwigheid, waar alles één is, sloop een nietig dwaas idee binnen waarom de Zoon van God vergat te lachen. Door dit te vergeten werd de gedachte een serieus idee, in staat tot zowel verwezenlijking als werkelijke gevolgen. Samen kunnen we ze beide weglachen, en begrijpen dat de tijd geen inbreuk kan maken op de eeuwigheid. Het is ridicuul te denken dat de tijd de eeuwigheid kan omringen, die juist betekent dat er geen tijd bestaat.
Dit is krachtige symbooltaal die behulpzaam kan zijn. Tegelijkertijd is het een metafoor die we niet moeten overvragen omdat daarmee de verwarring eerder toe- dan afneemt. Sta me toe hier een paar woorden aan te wijden.
De kracht van de metafoor zit erin dat wij bekend zijn met het fenomeen “dromen”. Als ik droom dan lijk ik in een andere wereld te leven waarin ik van alles meemaak. Ik kom in mijn droom andere mensen tegen, soms zelfs onbekenden of bekende mensen die al overleden zijn, en beleef de meest afwisselende avonturen. Als ik ontwaak uit de droom doorzie ik direct dat ik droomde en dat mijn belevenissen “niet echt” waren. Mocht het een nare droom zijn geweest dan kan ik mijn angst, net als in bovengenoemd citaat, weglachen. Ik ga ervan uit dat je dit herkent.
Vervolgens gaan we met de beste bedoelingen de droommetafoor toepassen op bijvoorbeeld de nare beelden van oorlog en natuurrampen die we op de tv zien. Wij laten ons niet meer foppen en weigeren onze innerlijke vrede te laten verstoren. Wat we zien is immers niet echt en we voelen ons aangespoord door Jezus om er smakelijk om te lachen. We kunnen ons zelfs wat superieur voelen met onze kennis van de metafysica die ons aangereikt wordt in ECIW. In mijn beleving gaan we echter op deze wijze aan de haal met onze geliefde cursus en overvragen we de droommetafoor. Op welk moment gaan we ons op glad ijs begeven?
We gaan de metafoor van de dromende Zoon van God betrekken op ons kleine zelf. Maar de grote droom van de Zoon van God (onze fysieke werkelijkheid) valt niet samen met de kleine droom van Simon. Als Simon een kleine droom heeft en wakker wordt is de kleine droom inderdaad verdwenen. Als Simon dan ECIW leest en denkt dat hij de metafysica van de Cursus begrijpt dan kan hij zich inbeelden dat hij echt is ontwaakt en nu ook de droom van onze werkelijkheid doorziet. Maar is Simon nu echt wakker? Ik vrees van niet. Simon gelooft onbewust nog steeds in zijn afgescheiden staat en als hij dan meent dat hij vanuit deze afgescheiden staat een universum droomt dan valt er weinig te lachen. Binnen de filosofie is deze misvatting allang bekend onder de naam solipsisme. Simon denkt dan de enige op de wereld te zijn en reduceert niet alleen de wereld tot een nepwereld maar ook zijn broeders en zusters tot nep-anderen. Hij meent die nep-anderen op tv te zien nep-lijden en begint ongepast te lachen. Ongepast, want Simon slaapt nog.
Om de metafoor beter uit te werken maak ik voorlopig gebruik van een andere metafoor waarbij ik stel dat de Zoon van God bestaat uit het collectief van de mensheid. Wij, als mensheid, dromen de 3D “werkelijkheid”. De grote droom is de droom van ons als collectief, als Zoon van God, als Christus. In deze grote droom kunnen Simon en jij denken dat we wakker zijn geworden. Maar is het je wel eens opgevallen dat je met al je inzicht nog steeds fysieke pijn en ziektes ervaart? Dat mag ons te denken geven. We zijn creatief in het bedenken van smoesjes hiervoor. Zo van: “deze ziekte is mijn verkozen pad en levensles”. Mag ik een ontnuchterende andere optie geven? Ik en jij zijn nog verre van wakker. Wij onderschrijven nog steeds de collectieve droom en zijn gewoon één van de miljarden dromers. Wij zijn slapende lachebekjes geworden, geen verloste leraren.
Dit is geen oproep om de collectieve droom serieus te nemen. Het is echter een serieuze tip om jezelf niet serieus te nemen als ontwaakte Zoon terwijl dit nog niet aan de orde is. In mijn beleving is het handiger om te erkennen dat ik ook nog overtuigd ben van (eigen) kwetsbaarheid en sterfelijkheid. Daarmee ben ik mededromer van de collectieve nachtmerrie. De hamvraag is hoe ik mededromer kan worden van de gelukkige droom, de opmaat tot ontwaken.
Het “middel” daartoe is in alle Jezus openbaringen hetzelfde: Liefde. Waar vroegtijdig weglachen de dissociatie in de hand werkt, werkt liefde verbindend. Ons verstand mag weten, moet weten, dat we bedrogen worden door onze zintuigen. Maar dit dient te geschieden onder curatele van ons hart. Als vader en moeder lachen wij ons kindje dat een nachtmerrie heeft niet uit. We slaan onze armen om de kleine heen en spreken troostende woorden. Stil maar, ik droog je tranen, je bent veilig lieve schat.
Als we het liefdevolle pad van vergeving bewandelen zien we op de tv de beelden van ons eigen innerlijk. Die zogenaamde ander, dat ben jij. De beerput van ons ego bevat nog zo veel duisternis die naar het licht gebracht mag worden. En op de vergevingsweg leren we hoe we samen aan het dromen zijn en dat we slechts samen echt wakker kunnen worden in een vergeven wereld. Dat “samen” gaat zo veel verder dan we ons nu kunnen voorstellen. Die miljarden blijken een relatie met elkaar te hebben. Niet zomaar een relatie. Nee, een heilige relatie binnen het Zoonschap die ons verstand volledig te boven gaat. Tot die tijd moet “ik” me gebrekkig uitdrukken en wil ik samen met jou de weg van liefde bewandelen om hand in hand te ontwaken als Zoon van God met een goddelijke lach op Zijn gelaat.

Beste Simon, wat een krachtige en prachtige les. Bedankt en gegroet, Edmond.
LikeGeliked door 1 persoon